NL
2.4 BEDIENING
2.4.1 Gereedschapslift, mechanisch (1:A)
U kunt als volgt schakelen tussen de werkpositie
en de transportpositie:
1. Trap het pedaal volledig in.
2. Laat het pedaal langzaam los.
2.4.2 Koppeling - parkeerrem (1:B)
Druk nooit op het pedaal tijdens het ri-
jden. De krachtoverbrenging kan dan
oververhit raken.
Het pedaal (3:B) heeft de
volgende drie standen:
•Omhoog. De koppeling is niet
geactiveerd. De parkeerrem is
niet geactiveerd.
• Voor de helft ingetrapt. Voorwaarts rijden uit-
geschakeld. De parkeerrem is niet geactiveerd.
• Volledig ingetrapt. Voorwaarts rijden uitge-
schakeld. De parkeerrem is geactiveerd maar
niet vergrendeld. Deze stand wordt ook gebru-
ikt als noodrem.
2.4.3 Vergrendeling, parkeerrem (1:C)
De vergrendeling vergrendelt het koppe-
lings-/rempedaal in de ingetrapte stand.
Deze functie wordt gebruikt om de machi-
ne te vergrendelen op hellingen, tijdens
transport enz., als de motor niet draait.
Vergrendelen:
1. Trap het pedaal (1:B) volledig in.
2. Verplaats de vergrendeling (1:C) naar rechts.
3. Laat het pedaal (1:B) los.
4. Laat de vergrendeling (1:C) los.
Ontgrendelen:
Trap het pedaal (1:B) volledig in en laat het weer
los.
2.4.4 Rijden - bedrijfsrem (1:F)
Als de machine niet remt zoals ver-
wacht als het pedaal wordt losgelaten,
moet het linkerpedaal (1:B) worden ge-
bruikt als noodrem.
Het pedaal regelt de versnelling tussen de motor en
de wielen (= de snelheid). Wanneer het pedaal om-
hoog staat, wordt de bedrijfsrem geactiveerd.
1. Pedaal voorwaarts
– de machine gaat vooruit.
2. Pedaal onbelast
– de machine staat stil.
3. Pedaal achterwaarts
– de machine rijdt achteruit.
4. Minder druk op het pedaal
– de machine remt.
68
All manuals and user guides at all-guides.com
NEDERLANDS
2.4.5 Gas- en chokehendel (1:D)
Hendel om de snelheid te regelen en om te choken
bij een koude start.
2.4.6 Contactslot (1:E)
Contactslot dat gebruikt wordt om de motor te
starten en uit te schakelen. Vier standen:
2.4.7 Krachtafnemer (2:G)
Hendel voor in- en uitschakelen van de
krachtafnemer voor aandrijving van aan de
voorzijde gemonteerde accessoires. Twee standen:
Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing
Als de motor onregelmatig loopt, be-
staat er een kans dat de hendel te ver
naar voren staat zodat de choke geac-
tiveerd wordt. Dit beschadigt de motor,
verhoogt het brandstofgebruik en is
schadelijk voor het milieu.
1. Choke - voor het starten van een koude
motor. De choke staat in de bovenste stand
in de groef.
Gebruik deze functie niet als de motor
warm is.
2. Vol gas - bij gebruik van de machine al-
tijd vol gas geven.
Om de gashendel op vol gas te zetten, zet
u de hendel ongeveer 2 cm achter de cho-
kestand.
3. Stationairloop.
Laat de sleutel niet in stand 2 of 3 op de
machine zitten. Er is dan brandgevaar
omdat brandstof in de motor kan lopen
via de carburateur en de accu kan
ontladen en worden beschadigd.
1. Stopstand - de motor is kortgesloten.
De sleutel kan verwijderd worden.
2/3. Rijstand.
4. Startstand - de elektrische startmotor
wordt geactiveerd op het moment dat de
sleutel in de veerbelaste startstand wordt
gedraaid. Laat de sleutel teruggaan naar
rijstand 2/3 wanneer de motor gestart is.
De krachtafnemer mag nooit
ingeschakeld zijn wanneer het aan de
voorzijde gemonteerde gereedschap in
de transportstand staat. Dit beschadigt
de riemtransmissie.
1. Voorste stand - krachtafnemer
uitgeschakeld.
2. Achterste stand - krachtafnemer inge-
schakeld.