AANWIJZING: na het uit- en weer
inschakelen van de afstandsbediening is de
quadrocopter (1) weer ingesteld op snelheid 2.
360°-salto (afb. N)
1. Stuur de quadrocopter (1) naar een hoogte van
ca. 10 m.
2. Laat hem zweven en druk één keer op de knop
(2k) voor op de afstandsbediening. Er klinkt een
signaaltoon en op het display (2j) brandt het
FLIP-veld ononderbroken.
3. Beweeg de stuurhendel (2l) in de richting waar-
in de salto moet worden gevlogen.
4. De quadrocopter (1) maakt een 360°-salto.
Na de salto bevindt de quadrocopter (1) zich in
de normale vluchtmodus en kunt u nog een salto
maken. Herhaal hiervoor stap 1 - 4.
Druk opnieuw op de knop (2k) als u toch geen
salto wilt maken, maar wel al op de knop had
gedrukt.
PAS OP: voor een 360°-salto hebt u
voldoende vlieghoogte nodig (ten minste
10 m).
Kalibratie
Het kan voorkomen dat de quadrocopter (1)
oncontroleerbaar vliegt en moet worden gekali-
breerd. Ga hiervoor als volgt te werk:
1. Plaats de ingeschakelde quadrocopter (1) op
een vlakke ondergrond die waterpas is.
2. Beweeg op de ingeschakelde afstandsbedie-
ning (2) tegelijkertijd de gashendel (2h) en
de stuurhendel (2l) naar u toe en schuin naar
buiten. De controlelampjes (1g) van de quadro-
copter (1) knipperen gedurende ca. 3 secon-
den. Zodra de controlelampjes (1g) ononder-
broken branden, is de kalibratie afgesloten en is
de quadrocopter gereed om te vliegen.
AANWIJZING: herhaal de kalibratie
wanneer de quadrocopter nog steeds
ongecontroleerd in een richting vliegt.
Vliegen beëindigen
1. Druk op de knop 'START/LAND' (2i). De qua-
drocopter vliegt langzaam omlaag en landt.
Nadat de quadrocopter (1) veilig is geland,
schakelt u deze volgens de instructies uit.
2. Druk op de aan-uitschakelaar (1d) van de
quadrocopter (1) om de quadrocopter (1) uit te
schakelen.
3. Druk op de aan-uitschakelaar (2a) op de
afstandsbediening (2) om de afstandsbediening
uit te schakelen.
4. Verwijder de accu (3) (zie "Accu verwijderen").
Rotorbescherming
De rotorbescherming (1c) dient als bescherming
tegen letsel (bijv. snijwonden of letsel aan huid of
ogen) en als bescherming bij of tegen botsingen.
Deze is vast gemonteerd. Als de rotorbescherming
losraakt, steekt u deze weer vast en controleert u
de werking en correcte plaatsing van de rotorbe-
scherming (1c).
WAARSCHUWING: gebruik de quadro-
copter (1) nooit zonder de rotorbescher-
ming (1c)! Verwijder de rotorbescherming (1c)
nooit zelf. U kunt anders uzelf en/of andere
personen of dieren in gevaar brengen!
Reiniging, reparatie en opslag
PAS OP: voor alle werkzaamheden
moet de quadrocopter (knop 1d)
zijn uitgeschakeld en de accu (3) zijn
verwijderd.
De quadrocopter (1) moet altijd droog worden
gehouden. Na elke vlucht moeten eventuele
vervuilingen zoals wol, haren, stof enz. worden
verwijderd.
Gebruik voor het reinigen een droge doek en
voorkom dat de elektronica, accu en motoren in
contact komen met water.
Berg de quadrocopter (1) op een droge, stofvrije
locatie op, buiten directe invloed van zonlicht. De
optimale opslagtemperatuur is tussen 10 °C en
25 °C. Koppel de accustekker (3a) of de laadka-
bel (4) los wanneer u het artikel niet gebruikt. Ver-
wijder de batterijen (5) uit de afstandsbediening.
Rotorbladen verwisselen (afb. G)
Verwissel de rotorbladen (A), (B) meteen als ze
beschadigd zijn.
Gebruik daarvoor het gereedschap (7) om de
rotorbladen (1a), (1b) van de quadrocopter (1)
los te maken.
NL/BE
65