7.
Werp de accu nooit in het vuur, ook niet wan-
neer hij zwaar beschadigd of volledig versleten
is. De accu kan ontploffen in het vuur.
8.
Laat de accu niet vallen, sla er geen spijker in,
snijd er niet in, gooi er niet mee en stoot hem
niet tegen een hard voorwerp. Dergelijke hande-
lingen kunnen leiden tot brand, buitensporige hitte
of een explosie.
9.
Gebruik nooit een beschadigde accu.
10. De bijgeleverde lithium-ionbatterijen zijn
onderhevig aan de vereisten in de wetgeving
omtrent gevaarlijke stoffen.
Voor commercieel transport en dergelijke door
derden en transporteurs moeten speciale vereis-
ten ten aanzien van verpakking en etikettering
worden nageleefd.
Als voorbereiding van het artikel dat wordt getrans-
porteerd is het noodzakelijk een expert op het gebied
van gevaarlijke stoffen te raadplegen. Houd u tevens
aan mogelijk strengere nationale regelgeving.
Blootliggende contactpunten moeten worden afge-
dekt met tape en de accu moet zodanig worden
verpakt dat deze niet kan bewegen in de verpakking.
11.
Wanneer u de accu wilt weggooien, verwijdert
u de accu vanaf het gereedschap en gooit
u hem op een veilige manier weg. Volg bij
het weggooien van de accu de plaatselijke
voorschriften.
12. Gebruik de accu's uitsluitend met de gereed-
schappen die door Makita zijn aanbevolen. Als
de accu's worden aangebracht in niet-compatibele
gereedschappen, kan dat leiden tot brand, bui-
tensporige warmteontwikkeling, een explosie of
lekkage van elektrolyt.
13. Als u het gereedschap gedurende een lange
tijd niet denkt te gaan gebruiken, moet de accu
vanaf het gereedschap worden verwijderd.
14. Tijdens en na gebruik, kan de accu heet wor-
den waardoor brandwonden of koude brand-
wonden kunnen worden veroorzaakt. Wees
voorzichtig bij het hanteren van een hete accu.
15. Raak de aansluitpunten van het gereedschap
niet onmiddellijk na gebruik aan omdat deze
heet genoeg kunnen zijn om brandwonden te
veroorzaken.
16. Zorg ervoor dat geen steenslag, stof of grond
vast komt te zitten op/in de aansluitpunten,
openingen en groeven van de accu. Dit kan
leiden tot slechte prestaties of een defect van het
gereedschap of de accu.
17. Behalve indien gebruik van het gereedschap
is toegestaan in de buurt van hoogspannings-
leidingen, mag u de accu niet gebruiken in
de buurt van een hoogspanningsleiding. Dit
kan leiden tot een storing of een defect van het
gereedschap of de accu.
18. Houd de accu uit de buurt van kinderen.
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
LET OP:
Gebruik uitsluitend originele Makita
accu's. Het gebruik van niet-originele accu's, of
accu's die zijn gewijzigd, kan ertoe leiden dat de accu
ontploft en brand, persoonlijk letsel en schade veroor-
zaakt. Ook vervalt daarmee de garantie van Makita
op het gereedschap en de lader van Makita.
Tips voor een maximale levens-
duur van de accu
1.
Laad de accu op voordat hij volledig ontladen
is. Stop het gebruik van het gereedschap en
laad de accu op telkens wanneer u vaststelt
dat het vermogen van het gereedschap is
afgenomen.
2.
Laad een volledig opgeladen accu nooit
opnieuw op. Te lang opladen verkort de
levensduur van de accu.
3.
Laad de accu op bij een omgevingstempe-
ratuur tussen 10°C en 40°C. Laat een warme
accu afkoelen alvorens hem op te laden.
4.
Als de accu niet wordt gebruikt, verwijdert u
hem vanaf het gereedschap of de lader.
5.
Laad de accu op als u deze gedurende een
lange tijd (meer dan zes maanden) niet gaat
gebruiken.
MONTAGE
LET OP:
Verzeker u er altijd van dat het
gereedschap is uitgeschakeld en de accu is ver-
wijderd voordat u enige werkzaamheden aan het
gereedschap uitvoert.
KENNISGEVING:
bedient, verzekert u zich ervan dat het gereed-
schap volledig gemonteerd is. Anders werkt het
gereedschap niet.
Montage voor blazen
De blaaspijp en het mondstuk
aanbrengen en verwijderen
1.
Bevestig de blaaspijp aan het gereedschap.
Steek de blaaspijp in het gereedschap met de bout
naar links gericht, zoals aangegeven in de afbeel-
ding. Verdraai de blaaspijp zoals aangegeven in de
afbeelding zodat de bout is uitgelijnd met het gat in het
gereedschap en draai daarna de bout stevig vast met
behulp van de inbussleutel.
► Fig.1: 1. Bout 2. Blaaspijp
2.
Lijn het uitsteeksel op de blaaspijp uit met de groef
in het eindmondstuk, steek daarna het eindmondstuk
op de blaaspijp en verdraai tenslotte het eindmondstuk
om hem op zijn plaats te vergrendelen.
► Fig.2: 1. Eindmondstuk 2. Blaaspijp
Om de blaaspijp en het eindmondstuk te verwijderen,
volgt u de procedure voor het aanbrengen in de omge-
keerde volgorde.
OPMERKING: De lengte van het mondstuk kan
worden veranderd door het mondstuk te verschuiven
zoals aangegeven in de afbeelding.
► Fig.3: 1. Eindmondstuk 2. Blaaspijp
50 NEDERLANDS
Voordat u het gereedschap