richten of op een andere plaats te zetten, de afstand tussen apparatuur en de
bedieningseenheid te vergroten of de bedieningseenheid aan te sluiten op een
ander stopcontact op een groep, als de bedieningseenheid netvoeding krijgt.
De Venom 2-bedieningseenheid maakt gebruik van draadloze Bluetooth
5.0-technologie met de volgende radiospecificaties:
FCC-ID: 2AWQY-VENOM2, IC: 26929-VENOM2, frequentie: 2402 tot 2480 MHz
Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCC-regels. De werking is onderhevig
aan de volgende twee voorwaarden: (1) deze bedieningseenheid mag geen
schadelijke interferentie veroorzaken, en (2) deze bedieningseenheid moet alle
ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste
werking kan veroorzaken. Deze bedieningseenheid voldoet aan Industry
Canada vergunningsvrije RSS-standaard(en). De werking is onderhevig aan de
volgende twee voorwaarden: (1) deze bedieningseenheid mag geen interferentie
veroorzaken, en (2) deze bedieningseenheid moet elke interferentie accepteren,
inclusief interferentie die een ongewenste werking van de eenheid kan
veroorzaken.
Deze apparatuur is conform de FCC/ISED-blootstellingslimieten voor straling
die zijn vastgesteld voor een ongecontroleerde omgeving en voldoet aan de
FCC-richtlijnen voor blootstelling aan radiofrequentie (RF) en RSS-102 van de
ISED-voorschriften voor blootstelling aan radiofrequentie (RF). Deze apparatuur
heeft zeer lage niveaus RF-energie die worden geacht te voldoen zonder het
testen van de specifieke absorptiesnelheid (SAR).
Wijzigingen of aanpassingen die niet expliciet zijn goedgekeurd door de partij die
verantwoordelijk is voor naleving, kunnen de bevoegdheid van de gebruiker om
de apparatuur te bedienen ongeldig maken.
Deze apparatuur is getest en voldoet aan de limieten voor een digitaal apparaat
van klasse B, conform deel 15 van de FCC-voorschriften. Deze limieten
zijn opgesteld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke
interferentie in een woonomgeving. Deze apparatuur genereert en gebruikt
radiofrequente energie en kan deze uitstralen. Als de apparatuur niet volgens
de instructies wordt geïnstalleerd en gebruikt, kan deze schadelijke interferentie
bij radiocommunicatie veroorzaken. Er is echter geen garantie dat er geen
interferentie zal optreden in een bepaalde omgeving.
Als dit apparaat schadelijke interferentie veroorzaakt bij radio- of
televisieontvangst, wat kan worden vastgesteld door het apparaat uit en weer in
te schakelen, wordt de gebruiker aangeraden om te proberen de interferentie op
te lossen door een of meer van de volgende maatregelen te nemen:
• Richt de ontvangstantenne een andere kant op of verplaats deze.
• Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
• Sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een ander circuit dan
het stopcontact waarop de ontvanger is aangesloten.
• Neem contact op met de leverancier of een ervaren radio-/tv-
technicus voor hulp.