Gebruik
Ademfilter zorgvuldig behandelen: niet stoten, niet laten vallen
enz.!
De lucht uit het filter kan warm zijn en de filterbehuizing kan tijdens
gebruik zeer warm worden. Dit is een teken dat het filter correct
werkt.
Zak pas kort voor gebruik openen. Niet met spitse voorwerpen
in het filter prikken.
Ademfilter goed sluitend aan de ademhalingsaansluiting ver-
binden.
Filter en ademhalingsaansluitingen uitsluitend in de genoemde
combinaties gebruiken (zie Tabel 1).
Twee ademfilters gebruiken (ongekapselde deeltjesfilters in
combinatie met het gasfilter, deeltjesfilters, gasfilters of com-
binatiefilters)
(zie afbeelding A)
Ademfilter positioneren (1) – tegenover streepmarkeringen!
– en tot aan de aanslag vergrendelen (2), door het ademfilter
tot aan de voelbare aanslag naar beneden te draaien. Om het
ademfilter los te maken, de tegengestelde procedure volgen.
WAARSCHUWING
!
Bajonetaansluiting niet aan één kant inzetten! Ademfilter
bij vergrendelen niet kantelen!
Pad-deeltjesfilter bevestigen (op gasfilter)
(zie afbeelding B)
Pad-deeltjesfilter in de pad-kap leggen (opschrift van buiten
zichtbaar) en rondom vastzetten (1).
Pad-kap met pad-deeltjesfilter op het gasfilter klikken (2).
Controleren of het pad-deeltjesfilter tijdens het plaatsen op de
juiste plaats blijft.
Gebruiksduur
Algemeen van kracht zijnde richtwaarden voor de gebruikstijd kun-
nen niet opgegeven worden, omdat ze sterk van de externe facto-
ren afhangen; bijv. soort en concentratie van de schadelijke stof,
luchtbehoefte van de gebruiker, luchtvochtigheid en temperatuur.
–
Gasfilters moeten uiterlijk worden vervangen wanneer de ge-
bruiker een doorslag of beschadiging constateert (reuk-,
smaak- of irritatieverschijnselen).
–
Deeltjesfilters moeten bij een duidelijke toename van de adem-
weerstand worden vervangen.
–
Combinatiefilters moeten na een doorslag en/of ademweer-
stand worden vervangen.
51