Toepassingsgebied
2 mA
20 mA
200 mA
20A
Overbelastingsbeveiliging: zekering 0,5 A/250 V; bereik 20 A: geen
Toepassingsgebied
200 Ω
2 kΩ
20 kΩ
200 kΩ
2 MΩ
20 MΩ
200 MΩ
Open kringspanning ca. 0,5 V (bereik 200 MΩ 3 V; Overbelastingsbeveili-
ging: 250 V d.c. / a.c. rms
Toepassingsgebied
20 nF
200 nF
2 uF
20 uF
200 uF
Overbelastingsbeveiliging: zekering F0,5A/250V
Transistortest
Toepassings-
hFE
gebied
hFE
0 ~1000
Meetomstandigheden
I
= 2 μA; U
I
B
Nauwkeurigheid: ± (% van indicatie + gewicht van het minst sig-
nifi cante cijfer)
EXPLOITATIE VAN DE STROOMTANG
LET OP! Om u te beschermen tegen het risico van elektrische
schokken voordat u de behuizing van het apparaat opent, dient u
de meetkabels los te koppelen en de stroomtang uit te schakelen.
Veiligheidsinstructies
Gebruik de stroomtang niet in een omgeving met een te hoge lucht-
vochtigheid, aanwezigheid van giftige of ontvlambare dampen, in
een explosieve atmosfeer. Controleer vóór elk gebruik de toestand
van de stroomtang en de meetkabels; als u fouten opmerkt, begin
dan niet te werken. Vervang beschadigde kabels door nieuwe die
vrij zijn van defecten. In geval van twijfel kunt u contact opnemen
met de fabrikant. Houd bij het meten de meetkabels alleen ach-
ter het geïsoleerde deel. Raak geen meetpunten of ongebruikte
contactdozen van de stroomtang aan. Ontkoppel de meetkabels
voordat u de meetwaarde wijzigt. Voer nooit onderhoudswerk-
zaamheden uit zonder dat de meetkabels van de stroomtang zijn
losgekoppeld en dat de stroomtang zelf is uitgeschakeld.
Vervanging van de batterijen
De stroomtang heeft batterijen nodig, waarvan het aantal en type in
de technische gegevens zijn gespecifi ceerd. Het gebruik van alka-
linebatterijen wordt aanbevolen. Om de batterij te plaatsen, opent
u de behuizing van het instrument of het deksel van het batterijvak
Wisselstroom
Resolutie
Nauwkeurigheid
10nA
±(2.0% + 3)
1 μA
100 μA
±(2.0% + 5)
10mA
±(2.5% + 10)
zekering
Weerstand
Resolutie
Nauwkeurigheid
0,1 Ω
±(1.0% + 10)
1 Ω
10 Ω
±(1.0% + 4)
100 Ω
1 KΩ
10 KΩ
±(1.0% + 10)
100 KΩ
±{5% + 10}
Capaciteit
Resolutie
Nauwkeurigheid
10 pF
100 pF
1 nF
±(4% + 5)
10 nF
100 nF
Diodetest
Meetvoorwaarden
I
= 1 mA
F
= 1 V
CE
O O R S P R O N K E L I J K E I N S T R U C T I E S
NL
aan de onderkant van de meter. Voordat u toegang verkrijgt tot het
batterijvak, kan het nodig zijn om het deksel van de behuizing van
de stroomtang af te schuiven. Sluit de batterij aan volgens de mar-
keringen op de aansluitklemmen, sluit de behuizing of het deksel
van het batterijvak. Als het batterijsymbool verschijnt, moeten de
batterijen worden vervangen door nieuwe batterijen. Omwille van
de nauwkeurigheid is het raadzaam om de batterij zo snel mogelijk
na het verschijnen van het batterijsymbool te vervangen.
Vervanging van de zekering
Het apparaat maakt gebruik van een zekering met snelle karakte-
ristieken. Als de zekering beschadigd is, moet de vervanging ervan
door een nieuwe worden uitgevoerd door een geautoriseerd ser-
vicecentrum van de fabrikant. Vervang altijd een defecte zekering
door een nieuwe zekering met identieke elektrische parameters.
De stroomtang in- en uitschakelen
Druk op de schakelaarknop, het display toont nummers en sym-
bolen, afhankelijk van de positie van de bereikschakelaar. Het uit-
schakelen van de stroomtang is mogelijk na nog een korte druk
op de schakelaar. De knop moet worden ingedrukt en het scherm
blijft uit. De stroomtang heeft een automatische uitschakelfunctie
in geval van inactiviteit van de gebruiker. Na ongeveer 15 minuten
inactiviteit schakelt de stroomtang automatisch uit. Dit zal het bat-
terijverbruik verminderen.
HOLD knop
De knop wordt gebruikt om de meetwaarde op het display op te
slaan. Door op de toets te drukken, blijft de actueel weergegeven
waarde op het display staan, ook nadat de meting is voltooid. Druk
nogmaals op de knop om terug te keren naar de meetmodus. De
werking van de functie wordt op het display van de stroomtang aan-
gegeven met het "H"-teken.
Testkabels aansluiten
Als de kabelstekkers zijn voorzien van afdekkingen, moeten deze
worden verwijderd voordat de kabels op de contactdozen worden
aangesloten. Sluit de kabels aan volgens de instructies in de hand-
leiding. Verwijder vervolgens de afdekkingen van het meetgedeelte
(indien aanwezig) en ga verder met de metingen.
U
= 1,5 V
UITVOEREN VAN DE METINGEN
R
Afhankelijk van de huidige positie van de bereikschakelaar worden
drie cijfers op het display weergegeven. Als de batterij moet wor-
den vervangen, geeft de stroomtang dit aan door het batterijsym-
bool op het display weer te geven. Als het "-" teken op het display
verschijnt voor de gemeten waarde, betekent dit dat de gemeten
waarde de omgekeerde polarisatie heeft ten opzichte van de me-
teraansluiting. Als alleen het overbelastingssymbool op het display
verschijnt, betekent dit dat het meetbereik is overschreden, in dit
geval moet het meetbereik worden gewijzigd in een hoger.
Als de waarde van de meetwaarde niet bekend is, stelt u het
hoogste meetbereik in en verlaagt u deze na het afl ezen van de
meetwaarde. Het meten van kleine hoeveelheden over een groot
bereik wordt belast met de grootste meetfout. In het geval van het
selecteren van de meting van het hoogste spanningsbereik, wordt
het symbool op het display weergegeven: HV of bliksem. Bij me-
tingen met de hoogste spanning moet bijzondere aandacht worden
besteed aan het voorkomen van elektrische schokken.
LET OP! Laat het meetbereik van de stroomtang niet kleiner
zijn dan de gemeten waarde. Dit kan leiden tot schade aan de
stroomtang en tot elektrische schokken.
De correcte aansluiting van de kabels is:
Rode kabel naar de met VΩ, mA of 20A gemarkeerde aansluiting
Zwarte kabel naar de bus met markering COM
Om de hoogst mogelijke meetnauwkeurigheid te bereiken, moe-
ten optimale meetomstandigheden worden gegarandeerd. Omge-
39