90
Nederlands
oorspronkelijke fabrieksinstellingen.
Verzeker uzelf dat het systeem op beweg-
end instelscherm staat. Houd zowel de
omhoogknop als de omlaagknop (1f) én de
opnameknop (1c) 2 seconden lang inge-
drukt. Een pieptoon bevestigt het met suc-
ces uitvoeren van deze stap.
4 Optimalisatie omgeving
4.1 Ingebouwd flitslicht
De DMP heeft een ingebouwde flits, gep-
laatst boven de lens. In de basisinstelling is
deze flits ingeschakeld als hoofdflits. U
kunt flitsinstellingen veranderen door
gebruik van de flits instelknoppen (1d), of
via gebruik van het systeemmenu, hierna
omschreven
Stap door de volgende procedure om zeker
te zijn dat de camera instellingen kloppen
voor uw studio opstelling.
a Druk op de menuknop (1e) om naar het
systeemmenu te gaan. Het menu wordt
weergegeven op het beeldscherm.
b Gebruik de navigatieknoppen (1f) om het
pictogram voor instellingen (5e) te kiezen
en druk op OK (1g) .
c Het pictogram voor flitsinstelling (5r) staat
bovenaan in de rij. De actuele instelling
wordt weergegeven. Druk op OK (1g) om
de flits opties te kiezen.
d In het menu voor flitsinstellingen, gebruik
de navigatieknoppen (1f) om gewenst pic-
togram te kiezen, en druk op OK (1g). Bij
keuze van ingebouwde flits (5x) kunt u de
flitsintensiteit instellen. Bij de instelling
voor slave-flits (5y) wordt de ingebouwde
flitsintensiteit zodanig ingesteld dat juist
voldoende licht uitgezonden wordt om uw
studioflits installatie te ontsteken en te
weinig licht om uw onderwerp te verlich-
ten. Bij het pictogram voor x-sync (5z)
wordt de ingebouwde flitser geheel uitge-
schakeld, en kan het systeem gebruikt
worden met een studioflits installatie via
een flitskabel.
e Druk op de menuknop (1e) om het menu te
verlaten.
De DMP slaat alle instellingen automatisch
op en houd de instellingen vast, ook als de
unit uitgeschakeld wordt.
NB: Bij gebruik van de ingebouwde flits is
de beste afstand van onderwerp tot cam-
eralens ongeveer 1.20 meter.
4.2 Gebruik Studio flitsinstallatie
De kwaliteit van een goede opname wordt
sterk bepaald door goede belichting. Dit
hoofdstuk behandelt mogelijkheden voor
een goede studio opstelling. Hierbij het
gebruik van vier basisverlichtingen :
Hoofdlicht (13): Diffuse lichtbron met een
reflectie paraplu, soft box of een ander
type reflector. Bij voorkeur opgesteld onder
een hoek van 45º ten opzichte van de
opname as, en op een afstand van 2 meter
van het onderwerp.
Vullicht (14) : Zachter en meer diffuus licht
dan het hoofdlicht. Wordt geplaatst tegen-
over het hoofdlicht om harde schaduwen in
het gezicht te verzachten.
Achtergrondlicht (15): Wordt dicht bij het
achtergrondscherm, achter de persoon
geplaatst om schaduwen op de achter-
grond van de persoon te elimineren.
Strijklicht (16) geeft diepte aan de foto en
maak details in het haar en op de schoud-
ers zichtbaar. De lichtbron moet tussen 70
cm en 1 meter boven het hoofd geplaatst
worden. (voorkom dat dit spiegelingen in
de lens veroorzaakt.)
Voorbeeld van een professioneel verlich-
tingsopstelling (17): Alle 4 lichtbronnen
zoals boven omschreven zijn toegepast
voor optimaal resultaat: