Algemene instructies voor de elektrische aansluiting
Instructie
I
Begin met het afdichten van de doorvoeren pas, nadat alle instelwerkzaamhe-
den aan de camera zijn afgesloten en de benodigde lengtes van de aansluit-
kabels vastliggen.
6.2
Connector gebruiker (afb. 4, pagina 4)
Om loszittende contacten bij de connectors te vermijden, is het belangrijk dat de kabel-
diameters bij de connectors passen.
Ga als volgt te werk om de connectors te gebruiken:
➤ Leg de kabel die afgetapt moet worden in de voorste gleuf van de connector (A).
➤ Leg de nieuwe kabel met het uiteinde tot ca. 3/4 in de achterste gleuf (B).
➤ Sluit de connector en druk met een combinatietang het metalen verbindingsplaatje in
de connector, zodat er een stroomverbinding tot stand gebracht wordt (C).
➤ Druk het beschermingskapje naar beneden en laat het bij de connector vastklikken.
➤ Controleer de bevestiging van de connector door trekken aan de kabel (D).
6.3
Correcte soldeerverbindingen maken
Ga als volgt te werk om een kabel aan originele leidingen te solderen (afb. 5, pagina 5):
➤ Strip 10 mm van de originele leiding (A).
➤ Strip 15 mm van de aan te sluiten kabel (B).
➤ Wikkel de aan te sluiten kabel om de originele leiding en soldeer de beide kabels (C).
➤ Isoleer de kabels met isolatieband (D).
Ga als volgt te werk om twee kabels met elkaar te verbinden (afb. 6, pagina 5):
➤ Strip beide kabels (A).
➤ Trek een krimpslang met een lengte van ca. 20 mm over één kabel (B).
➤ Draai de beide kabels in elkaar en soldeer ze aan elkaar (C).
➤ Schuif de krimpslang over het soldeerpunt en verwarm hem lichtjes (D).
84
CAM10, CAM10C