CAM10, CAM10C
Ga bij de montage als volgt te werk:
➤ Houd de camerahouder op de gekozen montageplaats en markeer minstens 2 ver-
schillende boorpunten (afb. a, pagina 7).
➤ Maak op de voordien gemarkeerde punten met hamer en center een gaatje om het ver-
lopen van de boor te verhinderen.
Als u de camera met plaatschroeven wilt aanbrengen (afb. b, pagina 7)
Waarschuwing!
a
De bevestiging met plaatschroeven mag alleen in stalen platen met een mini-
mumdikte van 1,5 mm gebeuren.
➤ Boor in de voordien gemarkeerde punten telkens een gat van Ø 4 mm.
➤ Ontbraam alle boorgaten en behandel ze met antiroestmiddel.
➤ Breng de camerahouder met de plaatschroeven 5 x 20 mm aan.
Als u de camera met tapschroeven door de opbouw wilt bevestigen (afb. c,
pagina 7)
Waarschuwing!
a
Zorg ervoor dat de moeren bij het vastdraaien niet door de opbouw kunnen
trekken.
Gebruik evt. grotere onderlegschijven of platen.
➤ Boor in de voordien gemarkeerde punten telkens een gat van Ø 5,5 mm.
➤ Ontbraam alle boorgaten en behandel ze met antiroestmiddel.
➤ Breng de camerahouder met de tapschroeven M5 x 20 mm aan.
De lengte van de tapschroeven is afhankelijk van de dikte van de opbouw.
Doorvoer voor de aansluitkabel van de camera maken (afb. d, pagina 7)
Instructie
I
Gebruik voor de doorvoer van de aansluitkabels indien mogelijk reeds aanwezi-
ge doorvoermogelijkheden, b. v. ventilatieroosters. Als er geen doorvoeren zijn,
moet u een gat van Ø 13 mm boren. Controleer van tevoren of er voldoende
ruimte is voor de boor aan de achterkant.
➤ Boor in de buurt van de camera een gat van Ø 13 mm.
➤ Ontbraam alle boorgaten, die in een metalen plaat zijn gemaakt en behandel ze met
antiroestmiddel.
➤ Voorzie alle doorvoeren met scherpe randen van een doorvoertule.
Camera monteren
87