C
Gebruik van het toestel
Installatie
Plaatsing van het toestel
Om uw toestel te installeren, kiest u een
plek waar u makkelijk uw vaatwasser in en
uit kunt laden.
Plaats uw toestel niet op een plaats waar de
omgevingstemperatuur onder 0°C kan gaan.
Haal het toestel uit de verpakking vooraleer
u het plaatst en houd rekening met de
waarschuwingen die op het toestel staan.
Plaats het toestel vlakbij een wateraan- of
afvoer. U moet uw toestel zodanig plaatsen
dat u de aansluitingen niet hoeft aan te
passen eens het toestel geplaatst is.
Grijp het toestel niet vast aan de deur of het
bedieningspaneel wanneer u het verplaatst.
Zorg ervoor dat u een ruimte vrij laat rond
het toestel om het makkelijk naar voren en
achteren te verplaatsen wanneer u wenst
schoon te maken.
Z o r g e r v o o r d a t d e w a t e r a a n - e n
afvoerslangen niet geklemd zitten wanneer
u het toestel plaatst. Zorg er bovendien voor
dat het voedingssnoer niet onder het toestel
geklemd zit.
Stel de verstelbare poten van het toestel
zodanig af dat het vlak en evenwichtig
staat. De juiste plaatsing van uw toestel is
essentieel om de deur goed open en dicht te
kunnen doen.
Wanneer de deur van uw toestel niet goed
sluit, controleer dan of uw toestel stabiel
staat; indien dit niet het geval is, plaats het
toestel dan stabiel door aan de verstelbare
poten te draaien.
Na de montage dient u te controleren of
het voedingssnoer van het toestel zodanig
geplaatst is dat dit makkelijk toegankelijk is
voor de gebruiker.
54
NL
A a n s l u i t i n g o p d e
waterleiding
C o n t r o l e e r o f d e
loodgieterij geschikt
is voor het installeren
van een vaatwasser. We
raden bovendien aan
een filter te plaatsen
waar het leidingwater
uw woning binnenkomt
o m e e n e v e n t u e l e
besmetting te vermijden (zand, klei, roest,
enz.) via het leidingwaternetwerk of in de
loodgieterijvoorzieningen in het huis om
schade aan het toestel en ongemakken zoals
het verkleuren van de vaat of het vormen van
afzettingen na het afwassen te vermijden.
Watertoevoerleiding
Gebruik nooit de watertoevoerslang van
uw oude toestel. Gebruik de nieuwe slang
die bij uw toestel geleverd wordt. Vooraleer
d e
n i e u w e
toevoerslang of
e e n s l a n g d i e
l a n g e t i j d n i e t
g e b r u i k t w e rd
aan te sluiten op
uw toestel, laat
u even het water
lopen. Sluit de
watertoevoerslang manueel en rechtstreeks
aan op de watertoevoerkraan. De druk van
de kraan dient minstens
0,03 Mpa en maximum
1 Mpa te zijn. Wanneer
de waterdruk groter is
dan 1 Mpa, plaats dan aan
drukverminderingstoestel
tussen de kraan en de slang. Eens de
aansluitingen gebeurd zijn, draait u de kraan
volledig open en controleert u de dichtheid.
Om veiligheidsredenden zorgt u er steeds