7. Gebruiksaanwijzing
Voorbereiding
1. Batterij controleren
Als het pictogram voor batterij bijna
leeg verschijnt, moet de batterij wor-
den vervangen zodat de stroomvoor-
ziening altijd voldoende is.
2. Sensor controleren
Als de sensor vuil is, moet u deze rei-
nigen. (Meer informatie over de reini-
gingsmethode vindt u in hoofdstuk 8
Verzorging en reiniging.) Als de lens
van de sensor beschadigd is, mag u
deze niet meer gebruiken.
3. Thermometer controleren
Als u op de schakelknop drukt, voert
het apparaat een zelftest van de
software en hardware uit. Als daar-
bij problemen worden vastgesteld,
verschijnt op het LCD-scherm het
symbool 'ErC/ErA'. Raadpleeg in dat
geval hoofdstuk 13 Problemen oplos-
sen.
4. Voor juiste meetresultaten moet de
thermometer zich gedurende 30 mi-
nuten in de meetomgeving bevinden.
5. De nauwkeurigheid van de mee-
tresultaten kan worden beïnvloed
door onverwachte schommelingen
van de omgevingstemperatuur. Wan-
neer de thermometer op dezelfde
meetplaats bij verschillende omge-
vingstemperaturen wordt gebruikt, of
als de temperatuur bijv. vóór een air-
conditioner wordt gemeten, kunnen
geen betrouwbare meetresultaten
worden verkregen.
113