Gewicht: ......................................................38 kg
Geluidsdrukniveau L
pA
Geluidsvermogensniveau L
.............................................. 96 dB (A)/2,3 dB(A)
Vermogensfactor cos ϕ: .................................... 1
Vermogensklasse: ...........................................G1
Temperatuur max: ....................................... 40°C
Opstelhoogte max. (boven zeespiegel): .. 1000 m
Bougie: ...............................................LD F 7RTC
Werkmodus S1 (continubedrijf)
De machine kan continu met het opgegeven ver-
mogen worden gebruikt.
Werkmodus S2 (korte-tijdbedrijf)
De machine mag kortstondig met het opgegeven
vermogen worden gebruikt (5 min.). Daarna moet
de machine een tijdje stilstaan om oververhitting
te voorkomen (5 min.).
5. Vóór ingebruikneming
5.1 Elektrische veiligheid:
•
Elektrische toevoerkabels en aangesloten to
estellen dienen in een perfecte staat te zijn.
•
Er mogen enkel toestellen worden aangeslo-
ten waarvan de spanning overeenkomt met
de uitgangsspanning van de elektriciteitsge-
nerator.
•
Nooit de elektriciteitsgenerator met het stro-
omnet (stopcontact) verbinden.
•
De kabellengtes naar de verbruiker zijn zo
kort mogelijk te houden.
5.2 Milieubescherming
•
Vervuild onderhoudsmateriaal, oliën etc. naar
een inzamelplaats brengen die daarvoor
voorzien is.
•
Verpakkingsmateriaal, metaal en kunststof
laten recycleren.
5.3 Aarding
Voor het afl eiden van statische oplading is een
aarding van de behuizing toegestaan. Te dien ein-
de een kabel aan de ene kant met de aardklem
van de generator (fi g. 3/4) en aan de andere kant
met een externe massa (b.v. aardstaf) verbinden.
: .........................70,7 dB A)
Onzekerheid K .......
WA
NL
6. Bediening
Let op! Voor de eerste inbedrijfstelling dient u
motorolie en brandstof in te gieten.
•
Brandstofpeil controleren, indien nodig, bij-
vullen.
•
Zorg voor een voldoende ventilatie van het
toestel.
•
Vergewis u er zich van dat de ontstekingska-
bel goed vastzit op de bougie.
•
De onmiddellijke omgeving van de generator
in oogschijn nemen.
•
Eventueel aangesloten elektrisch toestel van
de generator scheiden.
6.1 Motor starten
•
Benzinekraan (13) naar beneden opendraai-
en.
•
AAN/UIT-schakelaar (10) naar stand "ON"
brengen.
•
Chokehendel (11) naar stand I Ø I brengen.
•
Motor met de omkeerstarter (12) starten,
daarvoor flink aan de greep trekken. Mocht
de motor niet aanslaan, opnieuw flink aan de
greep trekken.
•
Chokehendel (11) na het starten van de mo-
tor weer terugschuiven.
Let op!
Bij het starten met de trekkabelstarter kan u
aan de hand een verwonding oplopen door een
plotselinge terugstoot veroorzaakt door de aans-
laande motor. Draag bij het starten veiligheids-
handschoenen.
6.2 Belasten van de generator
•
In te zetten apparaten aansluiten aan de 230
V~ contactdozen (3).
Opgelet: Deze contactdozen mogen continu (S1)
met 2100W en kortstondig (S2) gedurende max.
5 minuten met 2300W of gedurende max. 2 minu-
ten (bij koude motor) met 2400 W worden belast.
•
De generator is geschikt voor 230 V~ wissel-
spanningsapparaten.
•
De generator niet aansluiten aan een hu-
ishoudelijk net, aangezien daardoor een
beschadiging van de generator of andere
elektrische apparaten in het huis kan worden
veroorzaakt.
- 89 -