10. Stel het opnameniveau in.
Stel het opnameniveau
van de beide
kanalen in met de REC LEVEL/BAL-
ANCE regelaars.
11.Alleen
R-9000:
Druk
op de PAUSE
toets en druk op de </ » weergave-
toetsen
om
de opnamerichting
in te
stellen.
12.Druk
op de RECORD
en >
toetsen
( <4 of > in het geval van de R-9000)
om de opname te starten.
13. Druk op de STOP toets als u de opname
wenst te beéindigen.
Opmerkingen:
e Druk op de PAUSE toets als u de opname
kortstondig wenst te onderbreken.
Druk
nogmaals op de toets om de opname te
hervatten.
eDaar
dit deck beschikt over een auto-
Mmatisch
bandsoortkeuzesysteem
kunnen
uitsluitend
cassettes
voorzien van type-
identificatieputjes met dit deck worden
gebruikt. Indien de gebruikte cassette niet
over deze putjes beschikt, zal met chroom-
of metaalcassettes geen optimaal resultaat
bereikt kunnen worden.
e Alleen R-9000: Het wordt aanbevolen om
de cassette met kant A naar u toe te
plaatsen zodat bij het drukken op de >
toets
of
< / »
toetsen
de opname/
weergave op kant A zal plaatsvinden.
eGebruik
geen
C-120 cassettes daar de
dunne
band van dit soort cassettes snel
breekt
of in het transportmechanisme
verstrikt raakt.
LET OP:
Het opnemen van voorbespeelde casset-
tes,
grammofoonplaten
of
ander
geluidsmateriaal kan een inbreuk op de
auteursrechtwetgeving inhouden. Stel u
daarom
op de hoogte van deze wetten
alvorens op te nemen.
Opnamedemping =
Dit toestel beschikt over een mogelijkheid
om het opnamesignaal te dempen zodat een
blanko, geluidsloze (uitgewiste) passage op
de band
aangebracht
kan worden.
Deze
funktie
kan
in veel
opnamesituaties
erg
goed van pas komen.
Men denke bijvoor-
beeld aan het elimineren van ongewenste
gedeelten
van
een
FM-uitzending
als
reklameboodschappen,
aankondigingen
of
overgangen tussen programma's. Verder kan
met
deze
funktie
ook
automatisch
een
blanko interval van bepaalde lengte tussen
alle muziekfragmenten
van
een
opname
worden aangebracht.
1. Automatische
intervalfunktie
voor
blanko
intervallen
van
4
sekonden
(tijdens opname)
Druk tijdens opname op de REC MUTE
toets.
De
band
blijft lopen
en
een
blanko interval van 4 sekonden wordt
opgenomen (de REC indikator knippert).
Hierna schakelt het deck automatisch in
opnamepauze
(zowel de REC
als de
PAUSE indikators lichten op). Druk op
de PAUSE
toets om
de opname
ver-
volgens te hervatten (de PAUSE indika-
tor dooft).
2. Automatische
intervalfunktie
voor
blanko
intervallen
van
4
sekonden
(tijdens opnamepauze)
Druk op de REC MUTE toets terwjl het
deck
in
de
opnamepauzefunktie
is
geschakeld. De REC indikator knippert
om aan te geven dat het toestel klaar
staat
voor
het
aanbrengen
van
het
interval. Druk vervolgens op de voor-
waartse/terugwaartse
(</>)
weer-
gavetoets
om
de handloop
te starten
voor het opnemen van de blanko passage.
e Opnemen van een blank interval van meer
dan 4 sekonden
Houd de REC MUTE toets tijdens opname
voor een langere periode ingedrukt. Een
blanko passage wordt op de band opgeno-
men totdat u de toets loslaat om in de
opnamepauzefunktie over te schakelen.
eOpnemen
van
een
blanko
interval
van
minder dan 4 sekonden
Druk tijdens opname
eerst op de REC
MUTE toets en vervolgens, voordat de 4
sekonden
om zijn, op de PAUSE toets.
De band zal stoppen en het deck schakelt
in de opnamepauzefunktie
op het punt
waar
de PAUSE
toets werd ingedrukt.
Om
de opname
te hervatten
drukt u
nogmaals op de PAUSE toets of opnieuw
op de REC
MUTE
toets indien u de
opname
wilt
voortzetten
zonder
de
bandloop te stoppen.
Uitwissen
Een eerder gemaakte
opname
zal automa-
tisch worden
gewist door er een
nieuwe
opname
overheen
aan te brengen. Verder
kan
opgenomen
materiaal
ook
worden
gewist door een opname te maken met de
REC LEVEL regelaar op "0" gesteld.
Instellen van de cassettekarakter-
istieken
Cassettes
van
verschillend
type
hebben
afwijkende
eigenschappen.
In
sommige
gevallen kunnen
echter ook cassettes van
hetzelfde type verschillen doordat ze niet
van hetzelfde merk zijn of op een ander
tijdstip zijn geproduceerd. Met de regelaars
voor
de cassettekarakteristieken
kunt
u
derhalve
de opnamegevoeligheid
en voor-
magnetisatiespanning (bias) bijstellen zodat
met elke cassette een optimaal resultaat kan
worden bereikt.
1. Plaats de cassette waarop u wilt opnemen
in de houder.
2. Druk op de PAUSE toets en vervolgens
op de RECORD toets. (I.g.v. de R-9000
is het instellen van de cassettekarakter-
istieken
niet
mogelijk
indien
u
de
omgekeerde bandloop weergavetoets >
tegelijk met RECORD toets indrukt.)
-36-—
3. Druk op de CAL ON toets. Een door het
toestel zelf opgewekt meetsignaal wordt
nu op de band opgenomen en de indika-
tors lichten op.)
4. Druk
op
de
<4
toets.
De
richting
indikator licht op en de band begint te
lopen.
5. Verdraai
de
BIAS
regelaar zodat
de
bovenste en onderste aanduidingen van
het
voormagnetisatieniveau
hetzelfde
Niveau aangeven.
CALIBRATION
LEVEL
'WVENUEAOUQUEN UOQE0¢ 4000006 4000008 000000 00 UU UU ETETOTUNOTDUTOEOEOTDEAEEAENE
AUTO
'NVUUSQ 000000040000 00 0000060000008 UU UU
HEUTE UOTE UMUC
apis,
6. Verdraai vervolgens de LEVEL regelaar
zodat
de bovenste
en
onderste
aan-
duidingen uitslaan tot de pijlpunten die
het optimale niveau aanduiden.
CALIBRATION
LEVEL
ST
Se
ee
ee
ee
eT TTT
dais
7. Herhaal
stappen
5 en 6 zo vaak als
nodig totdat de voormagnetisatie en het
gevoeligheidsniveau optimaal zijn.
8. Nadat de instelling is volbracht, drukt u
op de STOP toets gevolgd door de CAL
ON toets om
de instelfunktie van de
cassettekarakteristieken te beéindigen.
Opmerkingen:
Bij het maken van een opname zonder dat
u de cassetterakteristieken heeft bijgesteld,
dienen de LEVEL en BIAS regelaars in de
middenstand (klikstand) gezet te worden.
eDoor
de
inherente
eigenschappen
van
metaalcassettebanden
is bijstelling op de
karakteristieken
van
dit soort cassettes
niet mogelijk.
Dit komt niet door een
defekt.
eTijdens de meetprocedure zal de signaal-
invoer van de LINE IN en CD DIRECT
aansluitingen automatisch worden geblok-
keerd.
eDaar de meting plaats vindt middels een
opname op de band, dient u dit signaal
te wissen door er over heen op te nemen.
Bandteller en aanduiding van
de
resterende bandtijd
Het multifunktionele displayvenster kan de
positie van de band op drie verschillende
manier
aangeven,
afhankelijk
van
de in-
stelling van de MODE en CLEAR toetsen.
Numerieke bandteller: De teller fungeert als
een konventionele numerieke bandteller.
Aanduiding
van
de
resterende
bandtijd
(RT): De teller fungeert als een tijdteller die
de resterende bandtijd naar beneden aftelt.
Numerieke telleraanduiding
Met het aanschakelen van de spanning zal
een 4-cijferige aanduiding
in het display-
venster verschijnen. Deze aanduiding werkt
op
dezelfde
wijze als een
konventionele