• Op plaatsen waar overstroming mogelijk is, moet een pompput worden
voorzien met een gepaste vloeistofuitlaat.
• Als een zelfaanzuigende pomp boven de waterspiegel moet worden geplaatst,
mag het drukverschil naar de aanzuigleiding van de pomp niet hoger zijn dan
0,02 Mpa (2 mmH2O). Houd de aanzuigleiding zo kort mogelijk, aangezien
de aanzuigtijd en de lastverliezen van de installatie toenemen naarmate de
leiding langer is.
• Het apparaat moet worden aangesloten op een wisselstroomvoeding
met aardverbinding (zie de gegevens op het typeplaatje van de pomp),
beschermd door een zekeringautomaat met een nominale reststroom van
maximaal 30 mA.
• Zie de manometrische druk (max. H), in meters op de achterste omslag van
de specifieke handleiding voor elke pompserie.
1. ALGEMENE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Deze symbolen (
worden nageleefd.
GEVAAR. Risico op elektrocutie.
Als deze instructies niet worden nageleefd, kan er risico op elektrocutie ontstaan.
GEVAAR.
Als deze instructies niet worden nageleefd, kan er risico op persoonlijk letsel of materiële
schade ontstaan.
WAARSCHUWING.
Als deze instructies niet worden nageleefd, kan er risico op schade aan de pomp of de
installatie ontstaan.
2. ALGEMENE VEILIGHEIDSREGELS
ALGEMEEN
- Installeer de pompen volgens de specifieke instructies voor elke installatie.
- Volg de geldende voorschriften met betrekking tot ongevallenpreventie op.
Installatie- en algemeen onderhoudshandleiding
) wijzen op mogelijk gevaar als de overeenkomstige instructies niet
- ZWEMBADPOMPEN
51