6.
Installatie
Kies een geschikte montageplaats. Monteer het toestel in de gewenste hoek met de meegeleverde
beugel. Koppel de voedingskabel aan het lichtnet. Ontkoppel na gebruik.
Het toestel monteren
Laat een geschoolde technicus dit toestel installeren conform EN 60598-2-17 en andere toepasselijke
normen.
De draagconstructie waaraan het toestel wordt bevestigd, moet gedurende 1 uur 10 x het gewicht
van dit toestel kunnen dragen zonder te vervormen.
Voor montage op een lichtbrug, gebruik een geschikte klem (niet meegelev.) en draai een M10-bout
doorheen het midden van de (geplooide) beugel.
Regel de gewenste invalshoek door middel van de montagebeugel en draai de regelschroeven stevig
aan.
Maak het toestel ook altijd vast met een veiligheidskabel (bv. VDLSC7N of VDLSC8N). Dit tweede
bevestigingsmiddel moet zo worden aangebracht dat geen enkel onderdeel van het toestel naar
beneden kan vallen bij het loskomen van het eerste bevestigingsmiddel.
Controleer of de veiligheidskabels 10 x het gewicht van het toestel kunnen dragen. Beperk de
maximale valhoogte, om letsels te voorkomen. Als de veiligheidskabels te lang zijn, draai ze dan
enkele keren rond de truss om de valhoogte te beperken.
Sta nooit recht onder het toestel wanneer u het monteert, verwijdert of herstelt. Laat het toestel
controleren door een geschoolde technicus voor u het in gebruik neemt en laat het 1 x per jaar
volledig nakijken.
Installeer dit toestel op een plaats waar weinig mensen voorbijkomen en die niet toegankelijk is voor
onbevoegden.
Het ophangen vereist een degelijke praktijkervaring: u moet de maximumbelasting van de
draagconstructie kunnen berekenen, weten welk constructiemateriaal u kunt gebruiken, ... Laat het
materiaal en het toestel regelmatig nakijken. Monteer het toestel niet zelf indien u er geen ervaring
mee heeft. Een slechte montage kan leiden tot verwondingen.
Verwijder alle brandbaar materiaal in een straal van 0,5 m rond het toestel.
Laat het toestel aansluiten door een geschoolde elektricien.
Sluit het toestel via de stekker aan op het lichtnet. Alle toestellen moeten via een geaard stopcontact
gevoed worden en mogen niet via een variabele weerstand of dimcircuit gevoed worden, ook al
gebruikt u de variabele weerstand of het dimcircuit als een 0 % tot 100 % inschakeling.
Het toestel heeft een voedingsuitgang [10] waar een volgend toestel kan op aangesloten worden. Bij
het aansluiten van meerdere toestellen in een reeks via deze uitgang, mag de totale stroom de
nominale stroom van de stroomkring niet overschrijden. Gebruik voedingskabels met een geschikte
diameter.
De installatie moet voor het eerste gebruik gekeurd worden door een expert.
DMX512-aansluiting
Indien van toepassing, sluit een XLR-kabel aan de vrouwelijke XLR-uitgang van een controller (niet
meegelev.) en het andere uiteinde van de mannelijke XLR-ingang [8] van het toestel. U kunt
verscheidene toestellen in serie aan elkaar koppelen. Gebruik daarvoor een 2-aderige afgeschermde
kabel met XLR ingang- en uitgangsaansluitingen.
De maximaal aanbevolen kabellengte is 500 meter. Het aanbevolen maximumaantal toestellen op
eenzelfde aansluiting is 32.
Een DMX-eindweerstand is aanbevolen als de DMX-kabel vrij lang is of wordt gebruikt in een
omgeving met veel elektrische ruis (bv. een discotheek). De eindweerstand voorkomt corruptie van
het digitale controlesignaal door elektrische ruis. De DMX-eindweerstand is niets meer dan een XLR-
stekker met een weerstand van 120 Ω van pin 2 naar 3. Deze XLR-stekker wordt dan aangesloten op
de XLR-uitgang [11] van het laatste toestel in de reeks.
V. 01 – 29/04/2014
VDPL310FC2
14
©Velleman nv