Apparaat inschakelen
Afb. "
1. Steek de stekker in het stopcontact.
2. Het alarmsignaal is te horen. De
temperatuurindicatie 3 knippert.
3. Druk op de temperatuurinsteltoets 1.
Het alarmsignaal gaat uit.
Zodra de diepvriesruimte de ingestelde
temperatuur heeft bereikt, gaat
temperatuurindicatie 3 branden.
De fabriek adviseert de volgende
instellingen:
Koelruimte: gemiddelde instelling
■
Diepvriesruimte: -18 °C
■
Bewaar gevoelige levensmiddelen in de
koelruimte.
Aanwijzingen bij het gebruik
Na het inschakelen kan het een aantal
■
uren duren voordat de ingestelde
temperaturen zijn bereikt.
Door het volledig automatische
■
NoFrost-systeem blijft de vriesruimte
ijsvrij. Ontdooien is overbodig.
De voorzijde van het apparaat achter
■
de deur wordt gedeeltelijk licht
verwarmd waardoor de vorming van
condenswater in de buurt van de
deurafdichting wordt voorkomen.
Wanneer de deur van de
■
diepvriesruimte na het sluiten niet
direct weer geopend kan worden,
dient u even te wachten tot de
onderdruk is verdwenen.
Instellen van
de temperatuur
Koelruimte
Temperatuurregelaar, afb. !/8, op de
gewenste instelling draaien.
Wij adviseren de instelling op de
markering.
Door de instelling met de klok mee te
veranderen, wordt de temperatuur in de
koelruimte lager.
Bij een kamertemperatuur onder 16 °C
het apparaat iets warmer instellen. Bij
een kamertemperatuur boven 32 °C het
apparaat iets kouder instellen.
Een zeer koude instelling alleen
kortstondig selecteren als:
de deur vaak wordt geopend,
■
er grote hoeveelheden
■
levensmiddelen in de koelruimte
worden gelegd.
Diepvriesruimte
De temperatuur is instelbaar van -18 °C
tot -24 °C.
Temperatuur-insteltoets 1 net zo vaak
indrukken tot de gewenste temperatuur
in de diepvriesruimte is ingesteld.
De laatst ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen. De ingestelde
temperatuur wordt op de
temperatuurindicatie 3 aangegeven.
nl
75