Opmerking:
De aanbevolen optimale montagehoogte
voor de detector is 3 m. Hoewel het mogelijk is om de unit
hoger te monteren, levert dit een kleiner detectiebereik op
en zal het te detecteren object verder door het beperktere
detectiegebied moeten bewegen voordat er een activering
wordt gesignaleerd.
2.
Verwijder de wandbevestigingsplaat. Schroef de
achterplaat tegen de wand. Zorg er altijd voor dat een van
de bevestigingsschroeven wordt gebruikt om de achterste
sabotageplaat aan de wand te bevestigen (afbeelding 1,
item 1) en de andere voor de andere
schroefbevestigingspunten (afbeelding 1, item 2). Bij een
kabeldoorgang aan de achterzijde, gebruikt u de
kabeluitduwplaatjes (afbeelding 1, item 3). Bevestig de
detectorunit aan de achterplaat.
3.
Verwijder de kap door de borgschroef los te schroeven.
Gebruik het opening gereedschap zoals getoond in figuur
2, hevel de front cover weg van de detector base. De kap
scharniert aan de bovenzijde en kan uit de locatiesleuf
worden getild (afbeelding 3).
4.
Verwijder de twee borgschroeven en open de klep van de
aansluitingsblok. Gebruik een scherp mesje om de
rubberen afdichting te openen, zodat de kabel in de unit
kan worden gevoerd (afbeelding 4). Voer een standaard
zes-/achtaderige alarmkabel door de wand en
rechtstreeks in de kabeldoorvoer. Leg de draden bloot en
sluit deze aan op het verwijderbaar aansluitingsblok. Dit
bevindt zich in het pakket (afbeelding 5). Duw het
aansluitingsblok op het pinhoofd zodat deze stevig vast
zit. Plaats de kap op de kabeldoorgang en zet de
2 bevestigingsschroeven vast.
Let op:
Zorg ervoor dat de kabel zich binnen de
kabelgeleiding bevindt.
5.
Wanneer de detector is uitgelijnd en aangesloten, doet
u het volgende:
a. Plaats de kap op de detectorunit.
b. Zet de borgschroef vast.
De module aansluiten
Tabel 1: Aansluitingen
Terminal
Label
Beschrijving
− + 12 V DC
1,2
Voeding van 12 VDC*
3, 4
A A
Alarmrelais, normaal gesloten
5, 6
T T
Sabotagerelais, normaal gesloten
Afbeelding 6 toont de terminalconfiguratie.
Multibeam-uitlijning en -maskering
De multifunctionele lens waarover de Mini-detector beschikt,
produceert vijf beams met een lang bereik, en vijf gordijn-
PIRbeams met een gemiddeld tot kort bereik. Het PIR-circuit
detecteert temperatuurschommelingen en bewegingen in het
beampatroon. Houd dus bij het plaatsen van de detector
rekening met items zoals bomen, struiken, water, boileruitlaten
en dieren. De radarmodule detecteert daadwerkelijke
bewegingen van de detector weg en naar de detector toe, en is
geprogrammeerd om objecten te negeren die buiten het bereik
bewegen.
16 / 26
De detectormodule is uitgerust met twee bewegende sluiters
om alleen de detectiehoek van de PIR-sensor te verkleinen.
De gordijnen zijn bevestigd aan de draai- en kantelmodule,
zoals wordt weergegeven in afbeelding 7. Elk deel van de
detectorlens geeft een dekkingspatroon van ongeveer 14
graden. Wanneer de dekking het gewenste detectiegebied
overschrijdt, past u de module naar wens aan en maskeert
u eventuele beams, verticaal of horizontaal, om ongewenste
detectie te voorkomen.
Breng stukjes zilverkleurige maskeringstape aan op de gladde
kant van de lens aan de achterzijde. Als voorbeeld voor
diervriendelijke maskering, gebruik afbeelding 8. Als u de lens
wilt vervangen, schuift u eerst één deel van de lens in de
klemmen op de draai- en kantelmodule. Nadat één zijde goed
is bevestigd, doet u hetzelfde voor de andere kant, waarbij
u ervoor zorgt dat de lens in de juiste positie wordt geplaatst
met de gladde zijde naar binnen en de twee rijen cirkels naar
beneden.
Zorg dat de lens altijd op de goede manier naar boven wordt
vervangen, om de juiste beam-patroondekking te verkrijgen
zoals wordt weergegeven in afbeelding 8.
Tabel 2 hier onder geeft een overzicht van typische uitlijning en
maskering opties.
Tabel 2: Beam africhten en maskering configuratie
Configuratie
Multibeam, optimaal
Ongevoelig voor huisdieren [1]
[1] Zwart gebied moet worden gemaskeerd voor huisdiertoepassingen
tot 15 meter.
Afbeelding 9 toont het patroon voor het maximale bereik in de
optimale positie.
LED's
LED's worden weergegeven in afbeelding 10.
Afbeelding 10
Item
Kleur
1
Oranje
2
Rood
1+2
Rood + Oranje
Selecteerbare opties
Afbeelding 11 toont de positie van de DIL-schakelaar (1).
Pulsteller
De pulstelling is het aantal keer dat de detector een
aanwezigheid moet detecteren voordat een alarm wordt
gesignaleerd.
Schakelaar 2 UIT = Pulstelling 2
Schakelaar 2 AAN = Pulstelling 1 (meest gevoelig)
Detectie-LED
Schakelaar 1 AAN = Beide LED's ingeschakeld
Schakelaar 1 UIT = Beide LED's uitgeschakeld
P/N 466-5590-ML • REV E • ISS 26MAR21
Hoogte
Kanteling
Max.
(°)
(m)
bereik (m)
3
5
15
−2
1.5
15
Beschrijving
Radar actief
PIR actief
Detectie-alarm