3.
Algemene richtlijnen
• Bescherm dit toestel tegen schokken. Vermijd brute kracht tijdens de bediening van dit toestel.
• Bescherm dit toestel tegen extreme temperaturen, stof en vochtigheid.
• Leer eerst de functies van het toestel kennen voor u het gaat gebruiken.
• Om veiligheidsredenen mag de gebruiker geen wijzigingen aanbrengen aan het toestel.
• Gebruik het toestel enkel waarvoor het gemaakt is. Bij onoordeelkundig gebruik vervalt de
garantie.
4.
Eigenschappen
• beveiligd tegen overbelasting (lader)
• ingebouwde ampèremeter
• voor auto's en bestelwagens
• meegeleverde accessoires:
laadkabel (1,5 m + 1,5 m)
o
twee klemmen
o
2 reservezekeringen
o
5.
Voorbereiding
Controleer altijd eerst de kabels en de klemmen alvorens de acculader in
gebruik te nemen. Gebruik het toestel niet indien het beschadigd is!
• Ontkoppel de accu van het voertuig: ontkoppel eerst de negatieve pool en pas daarna de
positieve pool.
• Bij een natte accu controleert u best het waterniveau. Vul bij (gedistilleerd water) indien nodig.
• Maak de polen schoon met een staalborstel of met schuurpapier.
• Zorg dat de acculader van het lichtnet ontkoppeld is.
• Koppel de positieve pool van de acculader (rood) met de positieve pool (+) van de batterij. Zorg
voor een goede aansluiting.
• Koppel de negatieve pool van de acculader (zwart) met de negatieve pool (-) van de batterij. Zorg
voor een goede aansluiting.
6.
Gebruik
• Het laadniveau wordt aangeduid door 3 leds op het frontpaneel van de acculader. Raadpleeg de
figuur op pagina 2 van deze handleiding.
• Bij een correcte aansluiting van de acculader met de accu licht de rode led [A] op. Controleer de
aansluiting en de zekering [D] indien dit niet gebeurt.
• Verwijder de vuldoppen van de accu alvorens de accu te laden.
• Koppel nu de acculader aan het lichtnet. Zorg voor een correcte ingangsspanning (zie de technische
specificaties hieronder).
• De rode led [A] blijft branden gedurende het hele laadproces.
• De gele led [B] geeft nu aan dat de acculader aan het lichtnet is aangesloten en dat het
laadproces is begonnen.
• Controleer de aansluiting met het lichtnet indien de gele led [B] niet oplicht.
• Indien de gele led [B] dooft tijdens het laadproces, dan zal het circuit onderbroken zijn door de
overbelastingsbeveiliging. Ontkoppel de acculader van het lichtnet en laat hem gedurende 10
minuten afkoelen. Koppel daarna opnieuw aan het lichtnet. Is de accu na meerdere uren nog niet
geladen, vervang dan de accu.
• De groene led [C] licht op van zodra de accu geladen is. Merk op dat de groene led [C] steeds
helderder wordt naarmate de accu laadt.
• De acculader stopt niet automatisch. Ontkoppel de acculader van het lichtnet van zodra de groene
led [C] helder brandt.
• Ontkoppel de accu van de acculader. Begin met de negatieve klem (zwart) en ontkoppel pas
daarna de positieve klem (rood).
• Indien nodig, vervang de zekering [D] op het frontpaneel van de acculader door een identiek
exemplaar. Ontkoppel eerst de acculader van het lichtnet en van de accu.
00 (07/11/2008)
AC06
10
®
VELLEMAN