Een goede verbinding is verzekerd indien de werktemperatuur van de soldeerbout is
afgestemd op de werktemperatuur van het type soldeer dat u gebruikt. Het soldeer zal
te traag vloeien bij een te lage temperatuur; een te hoge temperatuur verbrandt de flux
in het soldeer en veroorzaakt een hevige rookontwikkeling. Dit leidt dan weer tot een
droge verbinding of tot permanente beschadiging van de printplaat.
7.
Bediening
Controleer of de werkspanning van het toestel identiek is aan die van de
stroomvoorziening.
Algemeen
1.
Zet de voedingsschakelaar op OFF.
2.
Plug voorzichtig de soldeerbout en SMD-pincet in. Door de inkeping kunt u ze op
slechts een enkele manier aansluiten. Niets forceren.
3.
Sluit de voedingskabel aan op de voedingsaansluiting. Sluit het andere uiteinde
aan op een geschikt stopcontact.
4.
Indien nodig, sluit een antistatische armband aan op de aardingsaansluiting
achteraan het toestel.
Instellen van de parameters
1.
Schakel het station in.
2.
Plaats de schakelaar op TWZ indien u het pincet of op SIA indien u de gewonde
soldeerbout gebruikt.
3.
Houd SET gedurende 5 seconden ingedrukt tot "— — —" op de display knippert.
Geef het wachtwoord (standaard "010") in met ▲ en druk op SET om het
instelmenu weer te geven. Bij het invoeren van een ongeldig wachtwoord, keert u
terug naar de normale werkmodus (temperatuuraanduiding).
4.
In het instelmenu zal de display "F-0"weergeven. Selecteer de modus met ▲ of ▼.
Na 15 seconden keert het station terug naar de normale werkmodus.
F-0: het menu verlaten
Druk op SET als F-0 op de display verschijnt om het instelmenu te verlaten. U keert
terug naar de normale werkmodus.
F-1: instellen van het paswoord
Wanneer de wachtwoordmodus ingeschakeld is, kan de gebruiker de
temperatuurinstelling niet wijzigen zonder eerst het wachtwoord ingevoerd te
hebben.
Druk op SET om het wachtwoordmenu weer te geven. Druk op ▲ of ▼ om 000
(wachtwoord uitgeschakeld) of 100 (wachtwoord ingeschakeld) te selecteren. Druk
op SET om naar het instelmenu terug te keren.
F-2: temperatuurcorrectie
Druk eenmaal op SET om het instelmenu voor de temperatuurcorrectie weer te
geven. Geef de correctiemarge in met ▲ of ▼. Voorbeeld: weergegeven
temperatuur = 300 °C, reële temperatuur van de punt = 290 °C, voeg 10 °C toe.
Een negatieve Celsiuswaarde wordt aangeduid met een minteken; een negatieve
Fahrenheitwaarde zal knipperen. Druk op SET om naar het instelmenu terug te
keren.
F-3: temperatuureenheid selecteren
Druk eenmaal op SET om het instelmenu voor de temperatuurcorrectie weer te
geven. Selecteer eenheid °C of °F met ▲ of ▼. Druk op SET om naar het
instelmenu terug te keren.
V. 02 – 19/02/2019
VTSSC72
12
©Velleman nv