3.2 GELUIDSNIVEAU
De elektrische dompelpomp heeft een geluidsniveau van maximaal 70 dB(A) in ondergedompelde toestand en van maximaal 80 dB op het droge.
4. INSTALLATIE
4.1 VERVOER
Lees de veiligheidsvoorschriften in de paragrafen 1.2 en 1.3 voordat u met de installatie begint.
Massa volgens tabel 1 - 1/a - 1/b - 1/c - 1/d
Pompen met een gewicht van 30 kg of minder kunnen met de hand worden opgetild aan de spaciale handvaten aan de bovenkant van
de pomp. Pompen met een gewicht van meer dan 30 kg moeten worden opgetild en verplaatst door middel van een ketting die u aan
het speciale oog aan de bovenkant bevestigt en met gebruik van een hijs- of heftoestel dat geschikt is voor het gewicht van de pomp.
IN GEEN GEVAL de stroomkabel gebruiken om het apparaat te verplaatsen of op te tillen. Benut daar altijd het speciale handvat of het oog
voor.
Verzeker u ervan dat de verpakking en de inhoud geen transportschade opgelopen hebben. Wendt u onmiddellijk tot ZENIT als u
noemenswaardige schade vaststelt.
Verzeker u ervan dat de gegevens of het typeplaatje overeenstemmen met de gewenste gegevens.
Controleer vooraleer u stroom op de kabels zet en de pomp installeert, met de speciale dopsleutel of de as vrij draait.
4.2 PLAATSING
Lees de veiligheidsvoorschriften in de paragrafen 1.2 en 1.3 voordat u met de installatie begint.
De installatie en de elektrische aansluiting van de pompen dienen volledig door technisch bevoegd personeel uitgevoerd te worden.
Verzeker u er altijd van dat de pomp niet op het elektriciteitsnet is aangesloten voordat u met een ingreep begint.
Voordat u een pomp met draaistroommotor plaatst, moet u volgens de instructies in paragraaf 4.3 controleren of de waaier in de goede richting draait.
De verplaatsing en het optillen van het apparaat dienen te gebeuren nadat het apparaat van het elektriciteitsnet is afgesloten, door middel van de
speciale handgreep of met een ketting die aan de speciale ooghaak bovenop de pomp bevestigd is. De pompen kunnen zowel voor mobiel
gebruik als voor stationair gebruik geïnstalleerd worden. In het eerste geval dient de uitlaat via een U-stuk met rubberhouder aan een flexibele
slang bevestigd te worden. Deze slang moet een doorsnede hebben die niet kleiner is dan die van de uitlaat en dient bij voorkeur van
spiraalversterking voorzien te zijn, zodat men altijd de zekerheid van een vrije doorgang heeft, ook in geval van bochten of veranderingen van
richting. In het tweede geval raden wij u aan de pomp op een metalen buis aan te sluiten, waarin een terugslagklep met vrije doorgang plus een
afsluiter voorzien zijn. In dit geval wordt de stabiliteit van de pomp door de buizen gewaarborgd.
4.2.1 INSTALLATIE MET KOPPELINGSVOET
Dit type installatie is mogelijk bij alle elektrische dompelpompen met een horizontale inlaat.
Voor het stationaire gebruik zijn pompen met een automatiche koppelingsvoet het meest geschikt, omdat
onderhouden en schoongemaakt zonder het bassin te legen of bouten los te draaien. U dient als volgt te werkt te gaan bij pompen die de
mogelijkheid tot een dergelijke installatie bieden (voor meer informatie kunt u zich tot ZENIT wenden):
- allereerst dient u de voet met koppelingsbeugel met behulp van expansiebouten aan de bodem van het bassin te bevestigen.
- de persleiding met de bijbehorende terugslagklep en afsluitklep installeren.
- twee geleidebuizen aan de verbindingsvoet schroeven/koppelen. Deze dienen aan de bovenkant bevestigd te worden m.b.v. de afstandsbeugel,
die door de fabrikant bijgeleverd wordt; dit om de evenwijdigheid van de buizen te waarborgen.
De pomp kan nu worden neergelaten met behulp van een zinkijzeren ketting of een touw dat aan de ooghaak aan de bovenkant van het
motordeksel is bevestigd en, dankzij de twee geleidebuizen, op perfecte wijze aan de voet gekoppeld worden.
In afb. 1 op blz. 65 is het schema van de installatie met een voet weergegeven.
4.2.2 INSTALLATIE OP HET DROGE VAN EEN POMP MET KOELMANTEL
Volg de instructies uit de aparte handleiding die deze handleiding vergezelt bij pompen met een koelmantel.
4.3 AANSLUITING OP HET ELEKTRICITEITSNET EN CONTROLE VAN DE DRAAIRICHTING
De aansluiting op het elektriciteitsnet dient geheel door vakmensen gedaan te worden en moet voldoen aan de geldende voorschriften.
LET OP: sluit eerst de groen-gele aardedraad aan en dan de andere draden, zoals aangegeven in hoofdstuk 8 "ELEKTRISCHE
AANSLUITINGEN".
Verzeker u ervan dat de nominale spanning en frequentie van de voedingslijn overeenstemmen met de spanning die is aangegeven op het
typeplaatje van de pomp en dat de aansluitwaarde van de elektrische pomp kleiner is dan de toegelaten maximale aansluitwaarde.
Verzeker u er voordat u met de installatie begint van dat de voedingsleiding geaard is en aan de wettelijke voorschriften voldoet en dat
de kabels van de pomp niet beschadigd zijn.
Bescherm de motor met een automatische schakelaar die geschikt is voor de elektrische eigenschappen die op het typeplaatje zijn vermeld.
In hoofdstuk 8 "ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN" vindt u het elektrische schema voor een correcte voeding van de pomp.
Voordat de driefasige aansluiting definitief wordt gemaakt, moet er gecontroleerd worden of de pomp in de goede richting draait.
Handel als volgt om de draairichting van de pomp te controleren:
- volg de instructies uit paragraaf 1.2 en 1.3.
- de pomp op een zijkant leggen en vrijhouden;
- de groen-gele aardedraad aansluitenopdeaarde en vervolgens de overige draden provisorisch aansluiten op de afstandsschakelaar;
- personen en voorwerpen op minstens 1 meter afstand van de pomp houden;
- de startschakelaar kortstondig indrukken;
- controleren,door via de aanzuigmond naar de waaier te kijken,of de draairichting tegen de klok in is.
Indien de draaiïng kloksgewijs mocht zijn dient u de aansluiting van twee van de stroomkabels in de afstandsschakelaar om te wisselen en het
opnieuw te proberen.
Als u de draairichting vastgesteld hebt dient u de aansluitpositie van de kabels op het stroomnet te MARKEREN, de provisorische elektrische
aansluiting BUITEN WERKING TE STELLEN en de pomp in de daarvoor bestemde behuizing te installeren.
44
deze pompen kunnen worden