brandstoftankdop en het brandstoffilter (A) niet verstopt
zijn.
(Fig. 54)
Smeermiddel aanbrengen op de
hoekoverbrenging
Zorg dat de hoekoverbrenging voor 3/4 gevuld is met
smeermiddel.
(Fig. 55)
Bougie controleren
OPGELET: Gebruik altijd het juiste
bougietype. Een verkeerd type bougie kan
schade aan het product veroorzaken.
•
Controleer de bougie als de motor weinig vermogen
heeft, niet gemakkelijk te starten is of stationair niet
goed draait.
•
Volg deze instructies om het risico van ongewenst
materiaal op de elektroden van de bougie te
beperken:
a) Zorg ervoor dat het stationair toerental altijd juist
is afgesteld.
b) Zorg dat het brandstofmengsel correct is.
c) Zorg dat het luchtfilter schoon is.
•
Maak de bougie schoon als deze vuil is en
controleer of de afstand tussen de elektroden correct
TECHNISCHE GEGEVENS op pagina 303 .
is, zie
(Fig. 56)
•
Vervang de bougie indien nodig.
Scherpen van grasmes en
grasmaaiblad
1. Vijl bladen en messen met een platte vijl met enkele
kapping.
2. Vijl alle snijkanten van de grasmaaibladen en -
messen gelijkmatig om de balans te bewaren. (Fig.
57)
Trimmerdraad vervangen
(Fig. 58)
(Fig. 59)
(Fig. 60)
(Fig. 61)
(Fig. 62)
(Fig. 63)
(Fig. 64)
(Fig. 65)
Onderhoud aan het opzetstuk van
de stoksnoeizaag
WAARSCHUWING: Verwijder de bougie
voordat u onderhoud aan het opzetstuk
uitvoert.
860 - 001 - 28.10.2018
De ketting installeren of vervangen
WAARSCHUWING: Wanneer de ketting
versleten of beschadigd raakt, vervang deze
dan door een ketting met minder terugslag.
HULPSTUKKEN op pagina 305 .
Zie
Let op: Draag altijd veiligheidshandschoenen wanneer
u de zaagketting aanraakt.
1. Koppel de bougiekap los.
2. Gebruik de sleutel om de moer van het
kettingwieldeksel linksom los te draaien. (Fig. 66)
3. Verwijder de moer van het kettingwieldeksel, de ring
(B) en het kettingwieldeksel (C). (Fig. 67)
4. Verwijder de geleider en de zaagketting als deze zijn
aangebracht.
5. Als u een ketting vervangt, verwijdert u de oude
ketting van de geleider en gooit u deze weg.
6. Verwijder al het zaagsel, vuil en ander ongewenst
materiaal van de oppervlakken met een zachte
borstel of een droge doek.
7. Onderhoud uitvoeren aan de geleider. Zie
Onderhoud van de geleider op pagina 302 .
8. Draai de stelschroef linksom tot de stelpen op de
aangegeven positie staat. (Fig. 68)
9. Breng de nieuwe ketting aan op de geleider met de
messen in de juiste richting. Begin bij de bovenkant
van de geleider en werk richting de voorzijde van de
geleider. (Fig. 69)
Let op: Zorg ervoor dat de onderzijde van de ketting
in de groef op de geleider valt en op het voorste
kettingwiel van de geleider zit.
10. Wanneer de ketting op de geleider zit, installeer ze
op de zaag en breng de ketting rond het zaagblad
aan. Lijn de tanden van het kettingwiel uit met de
ketting.
11. Zorg ervoor dat de stelpen zich in het stelpengat van
de geleider bevindt. (Fig. 70)
Let op: Er worden een stelpen en schroef gebruikt
om de spanning van de zaag af te stellen. Het is
zeer belangrijk dat bij het monteren van de geleider
de stelpen zich in het stelpengat van de geleider
bevindt.
12. Bevestig het kettingwieldeksel (A), de ring (B) en de
moer (C) van het kettingwieldeksel. Draai de moer
met uw vingers lichtjes vast. (Fig. 71)
13. Stel de kettingspanning af. Zie
aanpassen op pagina 302 .
Let op: Controleer de kettingspanning op gezette
tijden. Een ketting die de juiste spanning heeft, levert
betere prestaties en heeft een langere levensduur.
De kettingspanning
301