6. Beschrijving van het apparaat
6.1 Basisunit
3
4
5
1. Voedingsaansluiting van de basisunit
2. Aan-/uitschakelaar
3. Applicator
4. Activeringstoets
5. Controlelampje
6.2 Applicator
Op de applicator bevindt zich een activeringstoets. Met de activeringstoets wordt de flitslamp geacti-
veerd.
Binnenin de applicator is de patroon geplaatst.
Het controlelampje bevindt zich in het midden boven op de kop van de applicator en geeft de volgende
indicaties:
Het controlelampje brandt niet
Het controlelampje brandt groen
1
2
6
115
7
8
6. Energiekeuzetoetsen
7. Energiecontrolelampje
8. Controlelampje voor "Patroon leeg"
9. Precisiekop
Impuls is niet gereed
Impuls is gereed
9
1
2