4 Ingebruikname
1) Sluit de geluidsbronnen aan op de overeenkom-
stige ingangen:
- De jacks CD resp. LINE (19) voor de aansluiting
van maximaal vijf toestellen met lijnniveau zoals
CD-speler, cassettedeck, minidisk-recorder
- PHONO-jacks (15) voor de aansluiting van
maximaal twee platenspelers op een magne-
tisch systeem
- DJ-MIC-jack (6) voor de aansluiting van een DJ-
monomicrofoon
2) Sluit de versterker aan op de uitgangsjacks AMP
(17).
3) Sluit de opnameapparatuur aan op de uitgangs-
jacks REC (18) voor eventuele geluidsopnames.
Het opnameniveau is onafhankelijk van de stand
van de masterregelaar MASTER (13).
4) Het signaal van de ingangskanalen kan via een ste-
reohoofdtelefoon (impedantie ≥ 8 Ω) beluisterd wor-
den voor de schuifregelaar (10) (zie hoofdstuk 5.4
"De kanalen voorafluisteren"). Sluit de hoofdtele-
foon aan op de PHONES-jack (7).
5) Verbind ten slotte de meegeleverde stekkertrans-
formator met de jack (14) en plug deze vervolgens
in een stopcontact (230 V~/50 Hz).
5 Werking
Om inschakelploppen te vermijden is het aan te raden
de masterregelaar MASTER (13) in de minimumstand
te plaatsen. Schakel vervolgens het mengpaneel in
met behulp van de POWER-schakelaar (1). Ter con-
trole licht de rode POWER-LED boven de schakelaar
op. Schakel daarna de aangesloten apparatuur in.
5.1 Basisinstelling van de ingangskanalen
Plaats voor een optimale niveauinstelling van de op de
ingangskanalen aangesloten signaalbronnen alle
GAIN-regelaars (4), het equalizer (5) en de crossfa-
ders (11) in de middelste stand. De keuzeschakelaar
(12) voor de DJ-microfoon mag niet in de TALK-stand
staan.
1) Selecteer de aangesloten signaalbronnen met be-
hulp van de ingangskeuzeschakelaars (3).
2) Met de masterregelaar MASTER (13) wordt het
masterniveau van alle aangesloten geluidsbronnen
ingesteld. Plaats de masterregelaar in een stand
2
die ongeveer
/
van het maximum bedraagt, bij-
3
voorbeeld in stand 7.
3) Plaats de schuifregelaars (10) van alle overige
kanalen in de minimumstand om een kanaal uit te
sturen.
4) Stuur de geluidssignalen (testsignalen of muziek-
stukken) naar het betreffende ingangskanaal.
5) Regel het niveau van het kanaal met behulp van de
schuifregelaar (10). De optimale uitsturing is be-
reikt, wanneer tijdens de luidste passages de
groene 0 dB LED's voor niveauweergave (2) kort
oplichten. Oversturingen worden aangeduid door
de oplichtende rode LED's.
De schuifregelaar moet zich na de niveauregeling
2
in ongeveer
/
van de maximumwaarde bevinden,
3
zodat het regelgebied voor in- en uitmengen vol-
doende groot is. Indien de schuifregelaars bijna in
de minimum- of maximumstand staan, dient het
niveau ingesteld te worden door de ingangsverster-
king af te regelen: Draai de GAIN-regelaar (4) over-
eenkomstig dicht resp. open.
6) Stel daarna met de equalizers (5) het gewenste
klankbeeld in. Door instelling van de drie equalizers
kunnen de lage (BASS-regelaars) en hoge (HIGH-
regelaars) tonen en de middentonen (MID-rege-
laars) versterkt (maximaal 12 dB) of gedempt (max.
26 dB) worden. Wanneer de regelaars zich in de
middelste stand bevinden, blijft de frequentiecurve
ongewijzigd.
7) De niveau- en klankregeling voor de overige aan-
gesloten ingangskanalen wordt volgens de boven-
staande procedure uitgevoerd.
5.2 Tussen kanalen 2 en 3 mengen
Na uitvoering van de basisinstelling van de ingangska-
nalen (zie vorig hoofdstuk 5.1), kunt u met behulp van
de crossfader (11) mengen tussen de kanalen 2 en 3.
1) Plaats de schuifregelaars (10) van kanaal 1 en
kanaal 4 in de minimumstand.
2) Stel de schuifregelaars van kanaal 2 en 3 volgens
het gewenste volume in. Regel met behulp van de
masterregelaar MASTER (13) het gewenste niveau
dat op de masteruitgang AMP (17) afgenomen kan
worden. Bij oversturingen [rode LED's van de
niveauweergave (2) lichten op] draait u de master-
regelaar terug en/of schuift u de schuifregelaars
van de ingangskanalen terug.
3) Om kanaal 2 in te mengen resp. kanaal 3 uit te
mengen, schuift u de crossfader naar links.
Om kanaal 3 in te mengen resp. kanaal 2 uit te
mengen, schuift u de crossfader naar rechts.
Indien de crossfader in de middelste stand staat,
worden beide kanalen tegelijk naar de uitgangen
gestuurd.
5.3 De aangesloten geluidsbronnen mengen
1) Plaats de crossfader (11) in de middelste stand.
2) Schuif de masterregelaar MASTER (13) zo ver
open, dat de mengverhouding van de aangesloten
geluidsbronnen optimaal ingesteld kan worden.
3) Schuif de kanaalfaders (10) open en stel met deze
faders de gewenste mengverhouding van de ge-
luidsbronnen onderling in. Plaats de schuifrege-
laars van de niet-gebruikte kanalen in de minimum-
stand.
4) Stel aan de hand van de LED-niveauweergave (2)
en met behulp van de masterregelaar MASTER het
gewenste masterniveau in, dat aan de masteruit-
gang AMP (17) afgenomen kan worden. De opti-
male uitsturing is bereikt, wanneer tijdens de luidste
passages de groene 0 dB LED's voor niveauweer-
gave (2) kort oplichten. Draai bij overbelasting (rode
LED's lichten op) de masterregelaar terug en/of de
schuif niveauregelaars van de ingangskanalen
terug.
NL
B
17