11. Houd uw handen uit de buurt van bewegende
delen.
12. Verwijder na gebruik het gereedschap vanaf het
werkstuk om te voorkomen dat deze ervanaf valt
en mogelijk letsel veroorzaakt.
13. Behandel het snoer niet ruw. Ruk niet aan het
snoer om zo de stekker uit het stopcontact te
trekken. Houd het netsnoer uit de buurt van hitte,
olie, water en scherpe randen.
14. GOEDE AARDING Dit gereedschap moet tijdens
gebruik zijn geaard om de gebruiker te
beschermen tegen elektrische schokken.
15. VERLENGSNOEREN Gebruik uitsluitend
verlengsnoeren met drie draden die zijn voorzien
van geaarde stekkers en geaarde stopcontacten
waarin de stekker van het gereedschap past.
Vervang of repareer een beschadigd snoer
onmiddellijk.
BEWAAR DEZE
VOORSCHRIFTEN.
BESCHRIJVING VAN DE
FUNCTIES
LET OP:
• Controleer altijd of het gereedschap is uitgeschakeld
en de stekker uit het stopcontact is getrokken alvorens
de functies van het gereedschap te controleren of af te
stellen.
Freesdiepte instellen (zie afb. 1)
Draai de vleugelmoer van de aanslag los. Verplaats de
aanslag naar de gewenste stand en draai de vleugelmoer
vast. Na het aandraaien moet de punt van de
vleugelmoeren het platte oppervlak van de aanslagstang
raken. De cijfers op de aanslagstang zijn in centimeters (3
mm per stap).
Aan/uit-schakelaar (zie afb. 2)
LET OP:
• Controleer altijd, voordat u de stekker in het
stopcontact steekt, of de schakelaar op de juiste
manier schakelt en weer terugkeert naar de uit-stand
nadat deze is losgelaten.
Om te voorkomen dat de aa/uit-schakelaar per ongeluk
wordt bediend, is een uit-vergrendelknop aangebracht.
Om het gereedschap te starten, drukt u op de uit-
vergrendelknop en knijpt u de aan/uit-schakelaar in. Laat
de schakelaar los om het gereedschap te stoppen.
ONDERDELEN AANBRENGEN/
VERWIJDEREN
LET OP:
• Controleer altijd of het gereedschap is uitgeschakeld
en de stekker uit het stopcontact is getrokken alvorens
enige werk aan het gereedschap uit te voeren.
22
De freesketting aanbrengen en
verwijderen (zie afb. 3)
WAARSCHUWING:
• Zorg er altijd voor dat het gereedschap is
uitgeschakeld en de stekker uit het stopcontact is
getrokken, voordat u de freesketting monteert of
verwijdert.
• Sluit altijd het kettingdeksel nadat u de freesketting
hebt gemonteerd, verwijderd of afgesteld.
Als u de freesketting wilt monteren, opent u eerst het
kettingdeksel. Draai de zeskantbout los waarmee de
kettingstang en de stelschroef zijn vastgezet.
Zorg ervoor dat de zaagsnede van de kettingfrees in de
richting van de pijl op het gereedschap (draairichting)
liggen. Leg de freesketting eerst om het tandwiel en
daarna rond de kettingstang. Draai de zeskantbout losjes
aan. (zie afb. 4)
Draai de stelschroef om de kettingspanning te verhogen.
Trek licht aan het midden van de freesketting. Als de
speling tussen de kettingstang en de freesketting
ongeveer 5 of 6 mm is, is de spanning van de freesketting
voldoende. (zie afb. 5)
Nadat u de kettingspanning hebt ingesteld, draait u de
zeskantbout strak aan om de kettingstang vast te zetten.
Draai vervolgens de stelschroef iets aan. Sluit het
kettingdeksel.
Als u de freesketting wilt verwijderen, volgt u de
montageprocedure in omgekeerde volgorde.
Het gereedschap vastzetten op het
werkstuk (zie afb. 6 en 7)
Draai het bankschroefhendel los en beweeg de
achterbankschroef naar achteren. Plaats het
gereedschap op het werkstuk zodanig dat de
voorbankschroef contact maakt met de zijkant van het
werkstuk. Beweeg de achterbankschroef naar voren
totdat de afstand tussen de achterbankschroef en het
werkstuk 3 tot 8 mm is. Draai het bankschroefhendel vast
om de achterbankschroef vast te zetten. Beweeg het
gereedschap zodat de "0" op de aanwijsplaat is uitgelijnd
met de freeslijn (A). Druk de hendel (A) helemaal omlaag
om het werkstuk vast te klemmen.
Draai het instelhandvat totdat de voorrand van de gele
aanwijzer is uitgelijnd met de freeslijn (B). (zie afb. 8)
BEDIENING
Pak de handgrepen aan beide zijkanten stevig beet.
Schakel het gereedschap in en wacht tot de freesketting
volledig op snelheid is gekomen. Ontgrendel daarna de
vergrendelhaak en breng het gereedschap omlaag zodat
de kop in het werkstuk freest. Oefen geen buitensporige
druk uit op het gereedschap. Hierdoor wordt niet alleen
minder efficiënt gewerkt, maar wordt tevens een
gevaarlijke reactiekracht opgeroepen. Werk langzaam
aan het begin van het frezen, op het moment dat het gat
doorbreekt, en bij het frezen in een knoest in het
werkstuk. Na het frezen, brengt u langzaam de kop van
het gereedschap omhoog totdat u de kop weer met de
vergrendelhaak kunt vastzetten. Schakel tenslotte het
gereedschap uit. Hef de hendel (A) op en haal het
gereedschap van het werkstuk af. (zie afb. 9)