De beschermkap reinigen
Vergeet niet om tijdens het verwisselen van het
cirkelzaagblad tevens de bovenste en onderste
beschermkappen te ontdoen van opgehoopt zaag-
sel, zoals beschreven in het hoofdstuk Onderhoud.
Ondanks dergelijk onderhoud blijft het noodzakelijk
de werking van de onderste beschermkap voor ieder
gebruik te controleren.
Een stofzuiger aansluiten
Om de zaagomgeving schoon te houden, kunt u een
Makita-stofzuiger op dit gereedschap aansluiten. Sluit
de stofzuigerslang aan op de stofafzuigaansluitmond,
zoals aangegeven in de afbeelding.
► Fig.28: 1. Stofafzuigaansluitmond 2. Schroef
► Fig.29: 1. Slang 2. Stofzuiger
BEDIENING
LET OP:
Duw het gereedschap voorzichtig in
een rechte lijn naar voren. Als u het gereedschap
dwingt of verdraait, zal de motor oververhit raken
en het gereedschap gevaarlijk terugslaan waardoor
ernstig letsel kan worden veroorzaakt.
OPMERKING: Wanneer de temperatuur van de
accu laag is, werkt het gereedschap mogelijk niet
op volle capaciteit. Gebruik in dat geval het gereed-
schap enige tijd voor licht zaagwerk totdat de accu is
opgewarmd tot kamertemperatuur. Daarna kan het
gereedschap op volle capaciteit werken.
► Fig.30
Houd het gereedschap stevig vast. Het gereedschap
is voorzien van zowel een voorhandgreep als een ach-
terhandgreep. Gebruik beide om het gereedschap zo
goed mogelijk vast te houden. Als u de zaag met beide
handen vasthoudt, kan het cirkelzaagblad nooit in uw
handen zagen. Plaats eerst de zool op het werkstuk dat
u wilt zagen, zonder dat het cirkelzaagblad het werkstuk
raakt. Schakel vervolgens het gereedschap in en wacht
totdat het cirkelzaagblad op maximaal toerental draait.
Duw het gereedschap nu gewoon naar voren over het
oppervlak van het werkstuk, houd het daarbij vlak, en
duw gelijkmatig totdat het zagen klaar is.
Zorg voor een schone zaagsnede door een rechte
zaaglijn en een constante voortgaande snelheid. Als
de zaagsnede niet verloopt volgens de voorgenomen
zaaglijn, mag u niet proberen het gereedschap iets te
draaien of te dwingen terug te keren naar de zaaglijn.
Als u dit doet, kan het cirkelzaagblad vastlopen en een
gevaarlijke terugslag optreden met mogelijk ernstig
persoonlijk letsel tot gevolg. Laat de schakelaar los,
wacht tot het cirkelzaagblad tot stilstand is gekomen
en trek vervolgens het gereedschap terug. Lijn het
gereedschap uit met een nieuwe zaaglijn en begin weer
te zagen. Probeer te vermijden dat door de positie van
het gereedschap de gebruiker wordt blootgesteld aan
zaagsel en spaanders die door de zaag worden uitge-
worpen. Gebruik oogbescherming om verwonding te
voorkomen.
Breedtegeleider (liniaal)
Optioneel accessoire
► Fig.31: 1. Breedtegeleider (liniaal) 2. Klembout
Met de handige breedtegeleider kunt u extra nauwkeurig
recht zagen. Schuif gewoon de breedtegeleider strak tegen
de zijkant van het werkstuk en zet deze op zijn plaats vast
met behulp van de schroef op de voorkant van de zool van
het gereedschap. Op deze manier is het tevens mogelijk een
zaagbeweging te herhalen met identieke breedte.
Een touw (tuiriem) bevestigen
Veiligheidswaarschuwingen specifiek voor wer-
ken op hoogte
Lees alle veiligheidswaarschuwingen en alle
instructies. Het niet volgen van de waarschuwingen en
instructies kan leiden tot ernstig letsel.
Houd het gereedschap altijd vastgebonden
1.
tijdens het werken 'op hoogte'. De maximale
lengte van het touw is 2 m.
Gebruik uitsluitend met een touw dat geschikt
2.
is voor dit gereedschap en een draagvermo-
gen heeft van minstens 4,0 kg (8,8 lbs).
Veranker het touw van het gereedschap niet
3.
aan iets op uw lichaam of aan een verplaatsbaar
voorwerp. Veranker het touw van het gereed-
schap aan een stevige constructie die de krach-
ten van een vallend gereedschap kan opvangen.
4.
Verzeker u er vóór gebruik van dat het touw
goed is vastgemaakt aan beide uiteinden.
Inspecteer het gereedschap en touw vóór elk
5.
gebruik op beschadigingen en correcte wer-
king (inclusief het materiaal en de stiksels).
Gebruik het niet wanneer het beschadigd is of
niet correct werkt.
6.
Wikkel touwen niet rondom scherpe of ruwe
randen en laat ze er niet mee in aanraking komen.
7.
Bevestig het andere uiteinde van het touw bui-
ten het werkgebied zodat een vallend gereed-
schap stevig bevestigd blijft.
Bevestig het touw zodanig dat het gereed-
8.
schap tijdens het vallen zich verwijderd van de
gebruiker. Een gereedschappen dat valt zal aan
het touw slingeren, waardoor letsel kan worden
veroorzaakt of u uw evenwicht kunt verliezen.
9.
Gebruik niet nabij bewegende onderdelen of
draaiende machines. Als u zich hier niet aan
houdt, kan dat leiden tot beknellingsgevaar of
verstrikkingsgevaar.
10. Draag het gereedschap niet aan de bevesti-
gingsvoorziening of het touw.
11.
Verplaats het gereedschap uitsluitend tussen
uw handen terwijl u een goed evenwicht hebt.
12. Bevestig een touw niet aan het gereedschap op een
manier waardoor beschermkappen, schakelaars of
uit-vergrendelingen niet correct kunnen werken.
13. Voorkom dat u verstrikt raakt in het touw.
14. Houd het touw uit de buurt van het snij- of
zaaggebied van het gereedschap.
15. Gebruik multiactie-karabijnhaken en kara-
bijnhaken met schroefsluiting. Gebruik geen
enkelvoudige karabijnhaken met veersluiting.
72 NEDERLANDS