OPMERKING:
• Als de bit niet diep genoeg in de bus wordt gestoken,
zal de bus niet naar haar oorspronkelijke positie terug-
keren en zal de bit niet goed vastzitten. In dat geval
dient u de bit opnieuw erin te steken volgens de boven-
staande procedure.
Haak (accessoire) (Fig. 14)
LET OP:
• Draai bij het bevestigen van de haak de schroef goed
vast. Als u dit niet doet, kan dit leiden tot stukgaan van
het gereedschap of persoonlijk letsel.
De haak is handig om het gereedschap tijdelijk op te
hangen. De haak kan aan iedere zijkant van het gereed-
schap worden bevestigd.
Om de haak te bevestigen, steekt u deze in een gleuf op
een zijkant en zet u hem vast met de schroef. Om de
haak eraf te halen, draait u de schroef los en haalt u de
haak eraf.
BEDIENING
LET OP:
• Steek de accu altijd zo ver mogelijk in het gereedschap
totdat deze met een klik wordt vergrendeld. Als u het
rode deel aan de bovenkant van de knop kunt zien, is
de accu niet goed aangebracht. Steek de accu zo ver
mogelijk erin tot het rode deel niet meer zichtbaar is.
Als u dit niet doet, kan de accu per ongeluk uit het
gereedschap vallen en u of anderen in uw omgeving
verwonden.
Gebruik als slagschroevendraaier
Om schroeven of bouten in hout te draaien, zet u de wer-
kingsfunctie-keuzeknop op het symbool
mag in iedere stand staan.
Schroeven indraaien (Fig. 15)
Houd het gereedschap stevig vast en plaats de punt van
de schroefbit in de schroefkop. Oefen zoveel kracht op
het gereedschap uit als nodig is om de schroefbit op zijn
plaats te houden. Schakel vervolgens het gereedschap
in om de bediening te starten.
Bouten aandraaien (Fig. 16 en 17)
Het juiste draaikoppel kan verschillen afhankelijk van het
soort en de grootte van de schroef/bout, het materiaal
van het werkstuk waarin wordt gedraaid, enz. De relatie
tussen het draaikoppel en de draaitijd wordt aangegeven
in de afbeeldingen.
OPMERKING:
• Gebruik altijd de bit die geschikt is voor de kop van de
aan te draaien schroef/bout.
• Voor het vastdraaien van M8 of kleinere schroeven,
dient u met zorg de druk op de trekschakelaar te rege-
len zodat de schroef niet beschadigd wordt.
• Houd het gereedschap altijd recht op de schroef.
• Als u de in de figuren aangegeven aandraaitijden over-
schrijdt, kan de schroef of de punt van de schroefbit
overbelast worden, doldraaien, beschadigd raken, enz.
Neem daarom eerst een proefje om de juiste aandraai-
tijd voor de schroef te bepalen.
LET OP:
• Indien het gereedschap ononderbroken wordt gebruikt
totdat de accu is ontladen, dient u het gereedschap
15 minuten te laten rusten alvorens met een nieuwe
accu verder te werken.
Het aandraaimoment wordt beïnvloed door een groot
aantal verschillende factoren, waaronder de volgende.
Controleer na het vastdraaien altijd het aandraaimoment
met een momentsleutel.
1.
Wanneer de accu bijna leeg is, neemt de spanning
af en vermindert het aandraaimoment.
2.
Schroefbit of schroefdop
Het aandraaimoment vermindert als u niet een
schroefbit of schroefdop van de juiste maat gebruikt.
3.
Bout
• Zelfs wanneer het koppelcoëfficiënt overeenkomt
• Zelfs wanneer de boutdiameters gelijk zijn, hangt
4.
De manier van vasthouden van het gereedschap en
de positie waar de schroef in het materiaal wordt
gedraaid, hebben een invloed op het aandraaimo-
ment.
5.
Bij lagere toerentallen wordt ook het aandraaimo-
ment kleiner.
Hamerend of kloppend boren
LET OP:
• Op het moment dat een gat wordt geboord, of wanneer
het boorgat verstopt raakt met schilfertjes en metaal-
deeltjes, of wanneer de machine op versterkingsstaven
in gewapend beton stoot, wordt er plotseling een
enorme wringingskracht op de machine/boor uitgeoe-
fend.
Om in beton of tegels te boren, verschuift u eerst de wer-
kingsfunctie-keuzeknop zodat de pijlpunt op de keuze-
knop tegenover het symbool
. De instelring
staat. De instelring kan bij deze werkingsfunctie worden
ingesteld op ieder draaikoppelniveau.
Zorg ervoor dat u een bit met een hardmetalen punt
gebruikt.
Plaats de punt van de boor op de gewenste plaats waar
geboord moet worden, en druk vervolgens de schakelaar
in.
Forceer het gereedschap niet. Een lichte druk geeft de
beste resultaten. Houd het gereedschap stevig vast en
zorg dat het niet uitglijdt.
Oefen geen grotere druk uit wanneer het boorgat ver-
stopt raakt met schilfertjes of metaaldeeltjes. Laat in zo'n
geval het gereedschap onbelast lopen en verwijder de
boor gedeeltelijk uit het boorgat. Wanneer dit verschil-
lende keren wordt herhaald, zal het boorgat schoon wor-
den en kunt u normaal verder boren.
LET OP:
• Indien het gereedschap ononderbroken wordt gebruikt
totdat de accu is ontladen, dient u het gereedschap
15 minuten te laten rusten alvorens met een nieuwe
accu verder te werken.
Indraaien van schroeven (Fig. 18)
LET OP:
• Stel de instelring in op het juiste draaikoppelniveau
voor uw klus.
Als u kleine houtschroeven of machineschroeven
indraait, zet u de werkingsfunctie-keuzeknop op het sym-
bool
niveau voor uw klus.
met de boutklasse, hangt het juiste aandraaimo-
ment af van de boutdiameter.
het juiste aandraaimoment af van het koppelcoëffi-
ciënt, de boutklasse en de boutlengte.
. Stel de instelring in op het juiste draaikoppel-
op het gereedschap
31