7.
O pen de klep van de luc ht fles langzaam om geleidelijk luc ht in de
ademautomaat te laten stromen.
OPMERKING: Druk tegelijk de loosknop van de tweede trap in om de schokken
op het klepmechanisme tot een minimum te beperken. Verricht deze handeling
niet in een koude omgeving van minder dan 10 °C. Dit kan leiden tot het
"bevriezen" van de ademautomaat, waardoor hij mogelijk onbruikbaar wordt.
Neem als dit gebeurt contact op met een erkend TUSA-servicecentrum.
8.
Controleer of de onderdompelbare manometer de juiste flesdruk aangeeft.
9.
Controleer de aansluiting van de fles op de ademautomaat op lekken. Als u
een lek vaststelt, kan die te wijten zijn aan een verkeerde montage van de
ademautomaat op de klep van de luchtfles of aan een beschadigde O-ring in de
klep van de luchtfles.
10. Om te controleren of de ademautomaat naar behoren lucht toevoert, moet
u eerst uitademen door het mondstuk om eventuele vreemde deeltjes uit de
tweede trap te blazen en daarna inademen. Na enkele malen te hebben in- en
uitgeademd moet de ademautomaat normaal werken.
11. Als u de tweede trap gebruikt als een Octopus-ademautomaat, wordt het
gebruik van een Octopus-stop sterk aanbevolen om te vermijden dat vreemde
deeltjes in de tweede trap binnendringen via het mondstuk.
12. Wanneer u de tweede trap niet in uw mond heeft, kan een ongecontroleerde
luchttoevoer ontstaan. Dit kan worden verholpen door de tweede trap
ondersteboven te draaien en te laten vollopen met water. Blijft de luchttoevoer
aanhouden, onderbreek de duik dan en laat de ademautomaat nakijken in een
erkend TUSA-servicecentrum.
PROCEDURES NA HET DUIKEN
Door een zo goed mogelijk preventief en routine-onderhoud voor, na en tussen
duiken zorgt u ervoor dat uw TUSA-ademautomaat zijn maximale levensduur
bereikt. Met het oog hierop zijn er een aantal eenvoudige, zij het belangrijke, routine-
onderhoudsprocedures die de duiker moet volgen na elk gebruik van de uitrusting.
Enkel wanneer onderstaande procedures nauwgezet worden gevolgd, mag u
van uw ademautomaat een maximale levensduur en de best mogelijke prestaties
verwachten.
1.
Op het eind van elke duikdag moet de ademautomaat worden gereinigd,
gecontroleerd en klaargemaakt voor het volgende gebruik of voor opberging.
Breng, zodra de ademautomaat is losgekoppeld van de luchtfles, de stofkap
DEEL IV
- 43 -
Ademauto