5.4 LASSEN VAN KOOLSTOFSTAAL MET GASBE-
SCHERMING.
Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten op
het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (alleen
voor Art. 572 en 573, zie figuur 5 ).
Om dit materiaal te lassen, moet u het volgende doen:
• Gebruik een lasgas met een tweeledige samenstelling,
gewoonlijk ARGON + CO2, waarbij het percentage Argon
minimaal 75% bedraagt. Dit mengsel zal resulteren in
sterke en mooie lasnaden.
Het gebruik van zuiver CO2 als beschermgas zal resulte-
ren in smalle lasnaden, met een grotere penetratie maar
ook aanzienlijk meer vonken.
• Gebruik een lasdraad met dezelfde kwaliteit als het te las-
sen staal. Het verdient aanbeveling altijd draden van goede
kwaliteit te gebruiken en het gebruik van verroeste draden te
vermijden, aangezien dit kan leiden tot lasfouten.
• Vermijd het lassen van verroeste onderdelen of onder-
delen met olie- of vetvlekken.
Fig. 5
5.5 LASSEN VAN ROESTVRIJ STAAL
Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten op
het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (alleen
voor Art. 572 en 573, zie figuur 5 ).
Roestvrij staal van de 300-klasse moet worden gelast met
een beschermgas met hoog argongehalte en een klein
percentage zuurstof (O2) of kooldioxide (CO2) (ongeveer
2%) om de boog te stabiliseren.
Raak de draad niet aan met uw handen. Het is belangrijk
Fig. 4
dat de laszone altijd schoon is, om verontreiniging van de
lasverbinding te voorkomen.
5.6 LASSEN VAN ALUMINIUM
Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten op
het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (alleen
voor Art. 572 en 573, zie figuur 5 ).
Om aluminium te lassen, moet u het volgende doen:
• Gebruik zuiver argon als beschermgas.
• Gebruik een lasdraad waarvan de samenstelling
geschikt is voor het te lassen basismateriaal.
• Gebruik frezen en borstelmachines die speciaal ontwor-
pen zijn voor aluminium en gebruik ze nooit voor andere
materialen.
• Om aluminium te lassen, moet u de volgende toortsen
gebruiken: PULL 2003 Art. 2003 or SPOOL-GUN Art.
1562 met de verbinding Art. 1196.
6 LASFOUTEN
1 FOUT-
OORZAKEN
2 FOUT
OORZAKEN
3 FOUT
OORZAKEN
4 FOUT
OORZAKEN
7 ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM
• Beschermgasmondstuk
Dit mondstuk moet regelmatig worden schoongemaakt
om gesproeid metaal te verwijderen. Vervang het mond-
stuk als het vervormd of platgedrukt is.
• Contacttip.
Alleen een goed contact tussen deze contacttip en de
draad garandeert een stabiele boog en een optimaal ver-
mogen; neem daarom de volgende voorzorgsmaatrege-
len in acht:
A) Het gat van de contacttip moet vrij zijn van vuil en roest.
B) Gesproeid metaal koekt makkelijker aan na lange
lasbewerkingen, wat de draadaanvoer kan belemmeren.
Daarom moet de tip vaker worden schoongemaakt en
Poreusheid (binnen of buiten de
lasnaad)
• Electrode defect (verroest oppervlak)
• Ontbrekend beschermgas, te wijten aan:
- laag gasdebiet
- defecte verbruiksmeter.
- bevrozen regelaar, wegens geen
verwarming van het CO2-beschermgas
- defecte gasklep
- verstopte contacttip
- verstopte gasuitlaatopeningen
- luchtstromen in laszone.
- Krimpbarsten
• Draad of werkstuk vuil of verroest.
• Lasnaad te smal.
• Lasnaad te hol.
• Lasnaad te diep doorgedrongen.
- Zij-insnijdingen
• Te snel gelast
• Lage stroom en hoge boogspanning.
- Overmatig spatvorming
• Te hoge spanning.
• Onvoldoende inductantie.
• Geen voorverwarming van het CO2-
beschermgas
57