Symbolen
Waarschuwing voor algemeen gevaar
Handleiding/aanwijzingen lezen!
1
Gebruik in overeenstemming met de
voorschriften
De stationaire opstelling SE-HL is volgens de
voorschriften bedoeld voor de inbouw van de
Festool schaafmachines HL 850 EB, opdat die
ondersteboven gebruikt kunnen worden als
stationaire machines.
2
Vóór u met de schaafmachine gaat wer-
ken
Stel de schaafmachine in op spaanderdikte 0 mm
en leg deze vast met de vergrendeling. Als uw
schaafmachine aan de voorkant nog geen mar-
kering (2.1) mocht hebben, dient u deze zelf aan
te brengen. De markering moet, zoals afgebeeld
in afb. 2, op de rand van de motorbehuizing, on-
geveer in het midden, worden aangebracht.
3
Montage voor een bedrijfsklare opstel-
ling
3.1
Opbouw van de stationair opstelling
De bodemplaat (1.15) wordt zó op een egale, vas-
te ondergrond (tafelblad) gelegd dat de antislip
hechtlaag beneden is.
Voor de bevestiging van de achterste schaafop-
hanging (1.7) aan één uiteinde van de bodemplaat
worden in de groef (1.9 + 1.12) telkens twee vier-
kante moeren geschoven.
Met de inbusschroeven (1.8) en eronder gelegde
beiteltandveerringen wordt de achterste schaaf-
machine-ophanging gelijk met het uiteinde van
de bodemplaat vastgeschroefd.
Aan het andere uiteinde van de bodemplaat wor-
den in de voorste groef (1.12) de twee overblij-
vende vierkante moeren geschoven en wordt op
de bekende manier de voorste ophanging van de
schaafmachine (1.16) gemonteerd. De schroeven
voor de bevestiging nog niet vast aandraaien, zo-
dat de ophanging nog kan worden verschoven. Met
het bijgeleverde kettinkje wordt de schakelklem
(1.13), in de daarvoor bestemde uitboring aan de
ophanging (1.7), vastgemaakt.
3.2
Montage van de schaafmachine
Vóór het inbouwen van de schaafmachine
in de stationaire opstelling de stekker uit
het stopcontact trekken.
De schaafmachines hebben voor de inbouw in de
stationaire opstelling aan de achterkant van de
behuizing een doorgeboorde uitboring.
Breng de schaafmachine met de schaafzool naar
boven gekeerd in de achterste ophanging (1.7) en
duw de bout (1.11) door de ogen(1.4 en 1.6) en de
uitboring in de behuizing, schroef deze daarna
met de draaiknop (1.10) vast.
Verschuif de voorste ophanging (1.16) zodanig
dat de pasvlakken (1.2) in de geleidegroef van de
sponningdiepteaanslag in de behuizing van de
schaafmachine passen. Zet de schaafmachine
vast door de draaiknopschroef met de korte draad
(1.14) door het oog (1.17) in de draaduitboring
voor de sponningdiepte-aanslag te draaien. Draai
de inbusschroeven van de voorste ophanging nu
vast aan.
3.3
Schaalinstelling van de spaanderdikte
Schuif de schaalring (2.2) op de extra greep (2.3)
van de schaafmachine, zodanig dat de mm-schaal
aan de binnenkant zit.
Verdraai de schaalring net zo lang tot de nulaan-
duiding gelijk zit met de markering op de behui-
zing van de schaafmachine.
Als u de spaandieptevergrendeling op de schaaf-
machine ontgrendelt, kunt u de gewenste spaan-
derafname instellen door aan de extra greep te
draaien en deze afl ezen op de schaalring.
4
Veiligheidsinstructies
Vóór ingebruikneming letten op!
4.1
Zwenkkap
Met de zwenkkap (1.3) wordt de beitelas auto-
matisch afgedekt als de schaafmachine niet ge-
bruikt wordt.
Zwenkkap altijd gebruiken.
4.2
Gebruik van een aanslag
Opdat bij elke schaafbreedte het niet benutte ge-
deelte van de beitelas afgedekt is moet altijd met
een aanslag gewerkt worden.
4.3
Gebruik van een aanvoeropstelling
Bij het bewerken van kleine werkstukken moet
een aanvoeropstelling gebruikt worden.
16