materialen en stoffen van kleur verande-
ren.
• Voorkom dat de wandelwagen in aanra-
king komt met zout water, om roest te
voorkomen.
• Gebruik de wandelwagen niet op het
strand.
• Als de wandelwagen niet wordt gebruikt,
dient hij buiten het bereik van kinderen te
worden gehouden.
• Gebruik de voetenplank goed geïnstal-
leerd en alleen voor kinderen die ouder
zijn dan 15 maanden. Overschrijd de 20
kg aan gewicht niet. (Accessoire niet in-
begrepen).
REINIGINGS- EN ONDERHOUDSTIPS
Dit artikel heeft geregeld onderhoud nodig. Reinigings- en onder-
houdswerkzaamheden mogen alleen door een volwassene wor-
den verricht.
REINIGEN
De stof van de wandelwagen kan verwijderd worden (raadpleeg
het hoofdstuk "Afneembaarheid"). Zie de wasetiketten om de
stoffen gedeeltes te reinigen. Vervolgens worden de wassymbolen
met hun betekenis weergegeven:
Met koud water met de hand wassen
Niet bleken
30° C
Niet in de droogtrommel drogen
Niet strijken
Niet chemisch laten reinigen
Reinig de kunststof delen regelmatig met een vochtige doek. Na
eventuele aanraking met water moeten de metalen delen afge-
droogd worden om roestvorming te voorkomen.
ONDERHOUD
Smeer de bewegende delen indien nodig in met droge siliconen-
olie. Controleer periodiek de slijtagestaat van de wielen en houd
ze vrij van stof en zand. Verzeker je ervan dat de kunststof delen
die over de metalen buizen lopen vrij zijn van stof, vuil en zand om
wrijving te voorkomen, wat de goede werking van de wandelwa-
gen kan schaden. Berg de wandelwagen op een droge plaats op.
OPENEN
LET OP: let er bij deze handeling op dat het kind en eventuele an-
dere kinderen zich op een veilige afstand bevinden. Verzeker je er
tijdens deze fase van dat de bewegende delen van de wandelwa-
gen niet in aanraking komen met het lichaam van het kind.
1. Til de handgreep op tot hij op de vergrendelde stand staat (fig.
1).
2. Til het frame op tot de stand in figuur 2 bereikt wordt.
3. Gebruik openingstoets A volgens de volgende aanwijzingen:
verplaats de toets (2) naar links (1) en vervolgens omhoog, zoals
in figuur 3 wordt getoond.
4. Beweeg de achterpoot naar buiten tot de vergrendelde stand
wordt bereikt (figuur 4).
LET OP: verzeker je er in het bijzonder van dat de wandelwagen op
de geopende stand is vergrendeld.
5. Trek aan de trekkers op de handgreep (fig. 5A) en zet de hand-
greep op de in figuur 5B getoonde stand.
DE WIELEN MONTEREN EN DEMONTEREN
6. Steek de wielpen in de opening in de stang van de achterpoot,
zoals in figuur 6 wordt getoond. Herhaal de handeling bij beide
wielen.
7. De achterwielen kunnen verwijderd worden. Druk op de knop in
het midden van het wiel en haal het van de pen (zie fig. 7).
HET ZITJE MONTEREN
8. Om het zitje op het frame van de wandelwagen vast te maken,
pak je het zitje met beide handen aan de zijkanten vast en maak
je de basis ervan op het frame vast (figuur 8A en 8B). Doe dit zo-
danig dat de uitsparing in het zitje(A) uitgelijnd is met de pijltjes
op het frame (B) (figuur 8C). Zet het zitje op het frame tot het
helemaal vastzit.
VEILIGHEIDSGORDELS
De wandelwagen is uitgerust met een veiligheidssysteem met
vijf verankeringspunten bestaande uit twee schouderriemen, een
buikgordel en een tussenbeenstuk met gesp.
LET OP: om hem voor kinderen vanaf de geboorte tot ongeveer
6 maanden te gebruiken, moeten de schoudergordels worden
gebruikt.
9. Steek de veiligheidsgespen in de speciale openingen in de stof
(fig. 9) en controleer of de schouderriempjes zich op de ideale
hoogte voor je kind bevinden: zo niet, dan stel je de hoogte ervan
anders af.
10. Laat de driehoek van de schoudergordel (A) samenvallen met
die op het bevestigingssysteem van de buikgordel (B)(Figuur 10A).
Doe ze vervolgens in de gesp (C). Kies de geschikte spanning van
de gordels door ze langs de plastic ringen te laten lopen. Om de
veiligheidsgordels los te maken, druk je op de knop in het mid-
den (D).
LET OP: om de veiligheid van je kind te garanderen, moeten de
veiligheidsgordels altijd worden gebruikt.
LET OP: na de veiligheidsgordels te hebben verwijderd (bijv. om
ze te wassen), verzekert u zich ervan dat ze met behulp van de
verankeringspunten weer goed worden aangebracht. De gordels
moeten opnieuw afgesteld worden. De ringen bevinden rechts en
links op de rugleuning van de wandelwagen. De buikgordel moet
weer worden aangebracht door de uiteinden in de hiervoor be-
stemde ringen te doen (fig. 10B).
REM
De rem bevindt zich op de handgreep van de wandelwagen.
11. Om de wandelwagen te doen remmen, draai je de hendel te-
gen de klok in op de vergrendelde stand, die door de rode verklik-
ker wordt aangegeven. Op die manier is de rem goed geactiveerd
(figuur 11).
12. Om de rem van de wandelwagen op te heffen, druk je op de
knop in het midden van de hendel (figuur 12). Een groene verklik-
ker geeft aan dat hij goed ontgrendeld is.
LET OP: gebruik altijd de rem als je stopt. Laat de wandelwagen
nooit met het kind erin op een helling staan, ook al zijn de rem-
men geactiveerd.
GEBRUIKSCONFIGURATIES
13. De wandelwagen kan zowel met het gezicht naar de ouders,
als met het gezicht naar de straat worden gebruikt.
De overgang van de ene stand naar de andere kan worden ver-
richt door:
- het zitje te draaien (afbeelding 13A gezicht naar de straat, af-
beelding 13B gezicht naar de ouders),
- de handgreep om te draaien (afbeelding 13C gezicht naar de
straat, afbeelding 13D gezicht naar de ouders).
HET ZITJE DRAAIEN
LET OP: om de stabiliteit van het product tijdens de hieronder be-
schreven handelingen niet in gevaar te brengen, moet je op een
horizontaal vlak gaan staan en elk gewicht verwijderen, dat even-
tueel aan de handgreep hangt.
Om de wandelwagen vanaf de stand "gezicht naar de straat" op
de stand "gezicht naar de ouders" te zetten, of omgekeerd, volg
je de volgende aanwijzingen, na de wandelwagen op de rem te
hebben gezet:
35