5. Installatie van Draineerbuizen
1
A
3
A
4
B
Fig. 5-2
A
C
B
D
C
Fig. 5-3
6. Elektrische aansluitingen
A
Fig. 6-1
B
A
1
M1 M2
M1 M2
TB3
TB5
B
2
M1 M2
TB3
Fig. 6-2
24
2
a
b
A
A Gaspijp
B Vloeistofpijp
C Vilttape 3
D Afvoerslang
A
S
1
2
M1 M2
S
1
2
TB15 TB5
TB15
C
C
A
A
M1 M2
S
M1 M2
S
TB5
TB5
C
C
Pijpen links en linksachter voorbereiden (Fig. 5-2)
1 Verwijder de afvoerkap.
• Verwijder de afvoerkap door het uitstekende stuk aan het einde van de pijp vast te
nemen en te trekken.
A Afvoerkap
2 Verwijder de afvoerslang.
• Verwijder de afvoerslang door deze aan het begin vast te nemen a (aangegeven
door de pijl) en deze naar u toe te trekken b.
3 Plaats de afvoerkap.
• Plaats een schroevendraaier of iets dergelijks in het gat aan het uiteinde van de
pijp en druk naar de basis van de afvoerkap.
4 Plaats de afvoerslang.
• Druk op de afvoerslang totdat deze onderaan de afvoeraansluiting zit.
• Zorg ervoor dat de haak van de afvoerslang goed is aangebracht over de uitste-
kende afvoeraansluiting.
B Haken
Verwijder het zijpaneel van het binnenapparaat aan de afvoerzijde. Giet water in
het afvoerbakje en controleer of dit water er aan het uiteinde van de pijpleiding
weer uitkomt. Is dit het geval, dan kunt u het zijpaneel terugplaatsen.
5.2. De aanleg van de pijpleidingen voltooien (Fig. 5-3)
De pijpopslagruimte van de unit gebruiken (voor pijpen links en links-
achter)
• Wind ter voorkoming van vochtophoping bij de koelpijpen de pijpen in de pijp-
opslagruimte van de unit in met de geleverde vilttape 3.
• Laat de vilttape bij het wikkelen niet meer dan met de helft van de tapebreedte
overlappen.
• Gebruik een verbandclip om het uiteinde van de vilttape vast te zetten.
6.1. Binnenapparaat (Fig. 6-1)
1. Verwijder het hoekblokje.
2. Installeer de draden in de unit.
3. Open het voorrooster, verwijder 1 zelftappende schroef en verwijder de afdek-
plaat van het terminalblok.
4. Verbind elke draad op de juiste plaats met het terminalblok.
• Houd in verband met toekomstig onderhoud enige speling in de draadlengte aan.
5. Plaats alle onderdelen terug zoals deze eerst waren bevestigd.
6. Gebruik voor het vastmaken van elke draad de klem aan de onderkant van de
elektriciteitsdoos.
A Kap van aansluitblok
B Aansluitblok voor transmissiekabel
Niet-gepolariseerd M1, M2
C Aansluitblok voor voeding
Gepolariseerd L, N,
Voedingsbedrading
• Voedingscodes van apparaat mogen niet lager zijn dan ontwerp 245 IEC 53 of 227
IEC 53.
• Installeer een aarddraad die langer en dikker is dan alle andere kabels.
In de vaste bedrading dient voor alle actieve geleiders een systeem voor uitschake-
len van de voeding met een geïsoleerde schakelaar, of een vergelijkbare constructie,
te worden opgenomen.
6.2. De afstandsbediening en de transmissiekabels voor
het binnen- en buitenapparaat aansluiten (Fig. 6-2)
• Sluit binnenapparaat TB5 en buitenapparaat TB3 aan. (Apolair 2-draads)
De "S" op binnenapparaat TB5 is een gepantserde kabelaansluiting. Zie voor spe-
cificaties van de aansluitkabels de installatie-instructies van het buitenapparaat.
• Monteer een afstandsbediening in overeenstemming met de aanwijzingen die bij
de afstandsbediening zitten.
• Sluit de transmissiekabel van de afstandsbediening aan binnen 10 meter met ge-
bruik van een kabel van 0,75 mm
2
gebruik dan een 1,25 mm
aansluitkabel.
1 MA-afstandbediening
• Sluit de "1" en "2" op binnenapparaat TB15 aan op een MA-afstandbediening. (Niet-
gepolariseerde tweeaderige kabel)
• DC 9 tot 13 V tussen 1 en 2 (MA-afstandbediening)
2 M-NET-afstandbediening
• Sluit de "M1" en "M2" op binnenapparaat TB5 aan op een M-NET-afstandbediening.
(Niet-gepolariseerde tweeaderige kabel)
• DC 24 tot 30 V tussen M1 en M2 (M-NET-afstandbediening)
A Klemmenblok voor transmissiekabel binnenapparaat
B Klemmenblok voor transmissiekabel buitenapparaat
C Afstandsbediening
D Klem voor vastzetten van bedrading
E Aansluitblok voor MA-afstandsbediening
Niet-gepolariseerd 1, 2
2
ader. Als de afstand meer dan 10 meter is,