Instructies voor het opsporen van fouten
Fout
Gaswerking
• Na het inschakelen (win-
ter- en zomerstand) brandt
geen controlelamp.
• Na het inschakelen (m.b.v.
tijdschakelklok ZUC) brandt
de groene controlelamp,
echter de verwarming
brandt niet.
• Na het inschakelen van de
verwarming knippert de
rode controlelamp.
• Ca. 30 sec. na het inscha-
kelen van de verwarming
brandt de rode controle-
lamp permanent.
• Verwarming schakelt na
een langere gebruiksduur
op storing.
Elektrowerking 230 V
• Na het inschakelen brandt
geen controlelamp.
Watervoorziening
• Na het uitschakelen van de
warming opent de elektri-
sche veiligheids-/aftapklep.
• De elektrische veiligheids-/
aftapklep kan niet meer
gesloten worden.
• Water druppelt van de
elektrische veiligheids-/ af-
tapklep.
Mochten deze maatregelen niet resulteren in het verhelpen van de storing, neem dan a.u.b. altijd contact op met
de afdeling service van Truma (zie pagina 44).
30
Oorzaak
– Toestel- of voertuigzeke-
ring defect.
– Venster boven de
schoorsteen open
(vensterschakelaar).
– Venster boven de schoor-
steen open (vensterscha-
kelaar).
– Waarschuwing!
Accuspanning te laag
< 10,5 V.
– Gasfles of snelsluitende
klep in de gastoevoerlei-
ding gesloten.
– Luchttoevoer onderbroken.
– Uitlaatopeningen warme
lucht geblokkeerd.
– Gasdrukregelaar bevroren.
– Butaanaandeel in de
gasfles te hoog.
– Geen voedingsspanning.
– Buitentemperatuur
beneden 4°C.
– Stroomvoorziening 12 V bij
aftapklep ontbreekt.
– Buitentemperatuur
beneden 8°C.
– Stroomvoorziening 12 V bij
aftapklep ontbreekt.
– Waterdruk te hoog.
Verhelpen
– Accuspanning 12 V controleren.
– Alle elektrische steekverbindingen/zekeringen controleren.
– Venster sluiten.
– Venster sluiten.
– Accu laden!
– Gastoevoer controleren.
– Schoorsteen controleren op eventuele afdekkingen.
– Bij gebruik op boten dekschoorsteen openen.
– Controle van de afzonderlijke uitlaatopeningen.
– Regelaar ontijzingsinstallatie (EisEx) gebruiken.
– Propaan gebruiken. (Met name bij temperaturen beneden
10°C is butaan niet geschikt voor verwarmen.)
– Voedingsspanning 230 V en zekeringen controleren.
– Verwarming inschakelen. Bij temperaturen rond 4°C en
lager opent de aftapklep automatisch!
– Voedingsspanning 12 V en zekeringen controleren.
– Verwarming inschakelen. Zonder verwarmingsmodus kan
de aftapklep pas bij temperaturen boven 8°C weer gesloten
worden!
– Voedingsspanning 12 V en zekeringen controleren.
– Pompdruk controleren (max. 2,8 bar). Bij aansluiting op een
centrale watervoorziening (land- resp. city-aansluiting) moet
een drukregelaar gebruikt worden, deze voorkomt, dat
hogere drukken dan 2,8 bar in de boiler kunnen optreden.