Responsfactor; Alarm - Dräger PID 5000 Instrucciones De Uso

4.4.1

Responsfactor

Door de kalibratie met het gas isobuteen moet in de PID 5000
een correctiefactor, de zogenaamde responsfactor, worden
opgeslagen. Deze factor geeft de gevoeligheid van de
bekende vluchtige organische verbinding ten opzichte van het
kalibratiegas weer en kan in stappen van 0,01 tussen 0,10 en
10,00 worden vastgelegd. De responsfactor hangt af van het
soort te meten olie, omdat verschillende soorten olie in
verschillende mate door de UV-lamp worden gestimuleerd.
WAARSCHUWING
Gevaar van een onjuiste meting
Als een onjuiste responsfactor wordt vastgelegd, worden
onjuiste meetwaarden weergegeven. De meeting is niet
betrouwbaar.
► Neem contact op met Dräger Service om de juiste
responsfactor te bepalen.
AANWIJZING
Door de fysische invloeden van de omgevingscondities op het
gedrag van in lucht opgeloste olie kunnen er, afhankelijk van
het soort olie en de hoogte van de meetwaarde, andere
afwijkingen optreden dan de meetnauwkeurigheid van het
systeem over het algemeen (met betrekking tot isobuteen)
toestaat. Hiermee is rekening gehouden bij het bepalen van
de correctiefactoren en de PID 5000 geeft een alarm af
voordat de grenswaarde wordt overschreden. Dit kan tot
gevolg hebben dat er een alarm afgaat voordat de
grenswaarde daadwerkelijk is bereikt.
De volgende tabel geeft een overzicht van de goedgekeurde
oliesoorten.
Benaming
Shell Corena S2P150
Shell Corena S2P100
Boge 3000
Andere soorten olie op aanvraag.
Responsfactor wijzigen
1. Instrumentenmenu openen (zie hoofdstuk 4.4 op
pagina 42).
2. Met de magneetpen op "menu" tikken tot "SETTINGS"
(instellingen) op het display verschijnt.
3. "change" (wijzigen) selecteren.
4. "Response" selecteren. Het scherm voor het instellen van
de responsfactor wordt weergegeven.
5. De responsfactor (1) aanpassen door op "more" of "less" te
tikken en met "accept" bevestigen.
6. De momenteel ingestelde responsfactor wordt rechtsonder
in het display (2) weergegeven.
4.4.2

Alarm

WAARSCHUWING
Gevaar door verontreinigde lucht
Afhankelijk van de verhouding van het volume van de
gasleiding tot de Air Guard of PID 5000 en de tijdsduur van de
eigenlijke meting, wordt de verontreiniging vertraagd
gedetecteerd.
Dit komt onder andere doordat de volumestroom in de Air
Guard voor een correcte meting met een veelvoud moet
worden gereduceerd; de volumestroom naar de te vullen
gascilinders wordt hierdoor daarentegen niet verminderd.
Hiermee moet in het geval van verontreiniging rekening
worden gehouden.
► Eventueel verontreinigde gascilinders reinigen en de
PID 5000 doorspoelen (zie hoofdstuk 6.2.1 op pagina 45).
► Als de verontreiniging het hoofdalarm heeft geactiveerd,
de Dräger-Tube (5) van de gasbehandeling vervangen.
De alarmgrens van de PID 5000 is ingesteld conform
EN 12021. Het vooralarm wordt geactiveerd bij 0,1 mg/m³ en
het hoofdalarm bij 0,5 mg/m³. Dezelfde waarden gelden ook
voor de Air Guard.
WAARSCHUWING
Gevaar door niet geactiveerd alarm
Het wijzigen van de alarminstellingen kan ertoe leiden dat het
alarm niet wordt geactiveerd wanneer de grenswaarde wordt
overschreden.
► Het alarm mag alleen in overleg met Dräger Service
worden aangepast.
De PID 5000 beschikt over twee instelbare alarmniveaus:
"Alarm LO" (vooralarm): 0,1 tot 10 mg/m³

"Alarm HI" (hoofdalarm): 0,2 tot 10 mg/m³

AANWIJZING
"Alarm HI" (hoofdalarm) moet altijd hoger ingesteld zijn dan
"Alarm LO" (vooralarm).
De ingestelde alarmniveaus activeren alleen de LED's van de
PID 5000. De Air Guard, waarop de PID 5000 is aangesloten,
evalueert de alarmen en reageert hierop.
Alarm wijzigen
VOORZICHTIG
Bij het wijzigen van de alarmwaarden van de PID 5000
moeten ook de alarmwaarden in de Air Guard
overeenkomstig worden aangepast.
1. Instrumentenmenu openen (zie hoofdstuk 4.4 op
pagina 42).
2. Met de magneetpen op "menu" tikken tot "SETTINGS"
(instellingen) op het display verschijnt.
3. "change" (wijzigen) selecteren.
Gebruik nl
43