OBJ_BUCH-1625-003.book Page 46 Wednesday, September 7, 2016 11:24 AM
46 | Nederlands
Meetfuncties
Afzonderlijke meting
Door eenmalig kort indrukken van de toets Meten 4 schakelt u
de laser in en start u een afzonderlijke meting in de gekozen
modus. De meting kan 1 tot 2 seconden duren en wordt door
rondlopende displaysegmenten in de regel l weergegeven.
Na afsluiting van de meting wordt de laser automatisch uitge-
schakeld.
In het display worden de laatste meetresultaten weergege-
ven. Bovendien knippert de indicatie „HOLD" m. Het lichtsig-
naal blijft onveranderd bij de laatste indicatie.
Duurmeting
Houd voor duurmetingen in de gekozen modus de toets Meten
4 ingedrukt. De laser blijft ingeschakeld. Licht de lasercirkel
in een langzame beweging achtereenvolgens op alle opper-
vlakken waarvan u de temperatuur wilt meten. Voor vocht- en
omgevingstemperatuurmetingen beweegt u het meetgereed-
schap langzaam in de ruimte.
De indicatie in het display en het lichtsignaal 8 worden door-
lopend geactualiseerd. Zodra u de toets Meten 4 loslaat,
wordt de meting onderbroken en wordt de laser uitgescha-
keld.
In het display worden de laatste meetresultaten weergege-
ven. Bovendien knippert de indicatie „HOLD" m. Het lichtsig-
naal blijft onveranderd bij de laatste indicatie.
Oppervlaktetemperatuurmodus (zie afbeelding A)
In de oppervlaktetemperatuurmodus wordt de oppervlakte-
temperatuur van een meetvoorwerp gemeten.
Als u naar de oppervlaktetempera-
tuurmodus wilt gaan, drukt u op de
toets Oppervlaktetemperatuur-
modus 11. In het display ver-
schijnt de indicatie k ter bevesti-
ging.
Druk op de toets Meten 4 en richt
de lasercirkel loodrecht op het midden van het meetvoor-
werp. Na afsluiting van de meting wordt de gemeten opper-
vlaktetemperatuur in de regel l weergegeven.
In de oppervlaktetemperatuurmodus brandt het lichtsignaal
8 niet.
In deze modus kunt u bijv. de temperatuur van verwarmings-
radiatoren, vloerverwarmingen en binnenruimten van koel-
kasten meten.
Warmtebrugmodus (zie afbeelding B)
In de warmtebrugmodus worden oppervlakte- en omgevings-
temperatuur gemeten en met elkaar vergeleken. Bij grote ver-
schillen tussen beide temperaturen wordt gewaarschuwd
voor warmtebruggen (zie „Warmtebrug", pagina 47).
Als u naar de warmtebrugmodus
wilt gaan, drukt u op de toets
Warmtebrugmodus 10. In het dis-
play verschijnt de indicatie j ter be-
vestiging.
Druk op de toets Meten 4 en richt
de lasercirkel loodrecht op het
1 609 92A 1YH | (7.9.16)
midden van het meetvoorwerp. Na afsluiting van de meting
worden de gemeten oppervlaktetemperatuur in de regel l en
de gemeten omgevingstemperatuur in de regel a weergege-
ven.
Het meetgereedschap vergelijkt automatisch de waarden en
interpreteert het resultaat als volgt:
– groen lichtsignaal 8: Gering temperatuurverschil, geen
warmtebruggen aanwezig.
– geel lichtsignaal 8: Temperatuurverschil in grensbereik. In
het meetbereik bestaat eventueel een warmtebrug. Her-
haal de meting indien nodig na enige tijd.
– rood lichtsignaal 8: Het knipperende oppervlaktetempe-
ratuursymbool h geeft aan dat de oppervlaktetempera-
tuur binnen het meetoppervlak duidelijk van de omge-
vingstemperatuur afwijkt. In het meetbereik bestaat een
warmtebrug, wat op een slechte isolatie duidt.
Bij lage omgevingstemperatuur knippert bovendien het
omgevingstemperatuursymbool e. De ruimte is te koud
– wordt deze normaal verwarmd, duidt de lage tempera-
tuur op een in zijn geheel slechte isolatie.
Controleer bij warmtebruggen de warmte-isolatie in dit ge-
deelte, eventueel met een bouwdeskundige.
Schimmelwaarschuwingsmodus (zie afbeelding C)
In de schimmelwaarschuwingsmodus worden de omgevings-
temperatuur en de relatieve luchtvochtigheid (zie „Relatieve
luchtvochtigheid", pagina 47) gemeten. Uit beide waarden
wordt de dauwpunttemperatuur (zie „Dauwpunttempera-
tuur", pagina 47) berekend. Bovendien wordt de oppervlak-
tetemperatuur gemeten.
De dauwpunttemperatuur wordt met de oppervlaktetempe-
ratuur vergeleken. Het resultaat wordt geïnterpreteerd in re-
latie tot het schimmelgevaar.
Als u naar de schimmelwaarschu-
wingsmodus wilt gaan, drukt u op
de toets Schimmelwaarschu-
wingsmodus 12. In het display ver-
schijnt de indicatie i ter bevesti-
ging.
Druk op de toets Meten 4 en richt
de lasercirkel loodrecht op het midden van het meetvoor-
werp. Na afsluiting van de meting worden de gemeten relatie-
ve luchtvochtigheid in regel b, de gemeten omgevingstempe-
ratuur in regel a, de berekende dauwpunttemperatuur in regel
c en de gemeten oppervlaktetemperatuur in regel l aangege-
ven.
Het meetgereedschap vergelijkt automatisch de waarden en
interpreteert het resultaat als volgt:
– groen lichtsignaal 8: In de actuele omstandigheden be-
staat geen schimmelgevaar.
– geel lichtsignaal 8: De waarden liggen in het grensbereik.
Let op kamertemperatuur, warmtebruggen en luchtvoch-
tigheid en herhaal de meting indien nodig na enige tijd.
– rood signaallampje 8: Er bestaat verhoogd schimmelge-
vaar omdat de luchtvochtigheid te hoog of de oppervlakte-
temperatuur in de buurt van de dauwpunttemperatuur is.
Het knipperende symbool relatieve luchtvochtigheid d
wijst op te hoge luchtvochtigheid in de ruimte,
Bosch Power Tools