Printservermanager
1
Als de DHCP-server is ingeschakeld, moet u een geldige reeks IP-
adressen toewijzen. U moet het "Starting Address" (Startadres), de
2
"Range" (Reeks), het "Subnet Mask" (Subnetmasker), "Gateway"
en de "DNS" fields (DNS-velden) invullen waarna de printserver aan
3
elke DHCP-cliënt een uniek IP-adres toewijst. Als de printserver
echter is geconfigureerd voor een van deze twee opties, zoals in
de bovenstaande alinea's over IP-instellingen aangegeven, krijgt
4
de printserver zelf een IP-adres van de externe DHCP-server of
gebruikt hij het geconfigureerde statische IP-adres. Anders wijst
de interne DHCP-server het eerste IP-adres aan zichzelf toe als
5
geen externe DHCP-server wordt gevonden en de printserver niet is
geconfigureerd voor het gebruik van een statisch IP-adres.
6
Er is voor de interne DHCP-server nog een andere optie, "Auto"
genaamd. "Auto" betekent dat de printserver eerst zelfstandig DHCP-
servers in het netwerk opzoekt en detecteert. Als er in het netwerk
7
een DHCP-server aanwezig is, blijft de interne DHCP-server onbenut
(uitgeschakeld) en antwoordt hij niet op de DHCP-verzoeken die hij
8
van cliënten krijgt. Als er in het netwerk geen DHCP-server aanwezig
is, schakelt de printserver zijn eigen interne DHCP-server in om
IP-adressen aan cliënten toe te wijzen. Omdat een statisch IP-adres
9
voorrang heeft, wijst de interne DHCP-server in dit geval ook het
eerste IP-adres aan zichzelf toe, echter alleen als de printserver
niet is ingesteld voor een statisch IP-adres zoals beschreven in
10
de voorgaande alinea's over IP-instellingen. U moet het "Starting
Address" (Startadres), de "Range" (Reeks), het "Subnet Mask"
11
(Subnetmasker), de "Gateway" en de "DNS" fields (DNS-velden)
invullen waarna de printserver aan elke DHCP-cliënt een uniek IP-
adres toewijst.
12
13
14
15
16
17
54