8. Bediening
m Let op!
De motor wordt zonder olie geleverd. Voor inge-
bruikname daarom altijd olie bijvullen. Gebruik
hiertoe normale multifunctionele olie (SAE 30).
De oliepeil in de motor moet voor elke keer maai-
en worden gecontroleerd.
Eventueel moet er benzine worden bijgevuld, om-
dat dit niet is meegeleverd.
m WAARSCHUWING
Elk keer als u instel- en/of reparatiewerkzaamhe-
den aan uw grasmaaier moet uitvoeren, moet u
wachten totdat de messen niet meer draait.
Schakel voor alle instel-, onderhouds- en repara-
tiewerkzaamheden de motor uit en verwijder de
contactsleutel.
Tanken Afb. 19 + 20
m Gevaar voor letsel! Benzine is explosief!
• Motor uitschakelen en laten afkoelen!
• Veiligheidshandschoenen dragen!
• Huid- en oogcontact vermijden!
• Neem altijd het hoofdstuk "Veiligheidsinstructies,
omgang met benzine" in acht.
• Gebruik het apparaat uitsluitend in de buitenlucht
of in goed geventileerde ruimtes.
• Klap de stoel om.
• Maak de omgeving van het vulgedeelte schoon.
Verontreinigingen in de tank veroorzaken bedrijfs-
storingen.
• Open voorzichtig het tankdeksel (19) zodat eventu-
ele overdruk kan ontsnappen.
• Vul voorzichtig de benzine bij tot aan de onderkant
van de vulpijp.
• Sluit het tankdeksel (19) opnieuw. Controleer of het
tankdeksel goed is afgesloten.
• Maak het tankdeksel en de omgeving goed
schoon.
• Controleer de tank en de brandstofleidingen op
lekkage.
• Neem minimaal drie meter van de plek waar u
brandstof hebt bijgevuld voordat u de motor start.
m WAARSCHUWING
Gebruik altijd een veiligheidscontainer voor benzine.
Rook niet tijdens het bijvullen van de benzine. Ver-
wijder alle olie- en benzineresten. Schakel de motor
voor het bijvullen van de benzine uit en laat de motor
enkele minuten afkoelen.
Motor starten met E-start (Afb. 21-24)
• Het motoroliepeil controleren. Zie hoofdstuk Con-
trole van het oliepeil.
• Opvangzak (15) inhangen.
www.scheppach.com / service@scheppach.com / +(49)-08223-4002-99 / +(49)-08223-4002-58
• Rem-koppelingspedaal (8) indrukken en vergren-
delingsrem (6) activeren.
• Maaiwerk (5) moet uitgeschakeld zijn.
• Gewenste snijhoogte (2) instellen
• Versnellingshendel (12) in Neutraal „N" zetten
• Gashendel (11) bij koudere temperaturen in de po-
sitie "Choke", bij warmere temperaturen of warme
motor op vol gas "Snel" zetten.
• Contactsleutel (10) naar "Start" draaien tot de mo-
tor aanspringt, daarna in positie "On" laten.
• Gashendel (11) vanuit positie "Choke of Snel" naar
een lager toerental "Kruipgang" zetten.
Motor starten met startkabel (Afb. 22-24,28)
• Het motoroliepeil controleren. Zie hoofdstuk Con-
trole van het oliepeil.
• Vangkorf (15) inhangen.
• Rempedaal (8) indrukken en vergrendelingsrem (6)
activeren.
• Maaiwerk (5) moet uitgeschakeld zijn.
• Gewenste snijhoogte (2) instellen
• Versnellingshendel (12) in Neutraal „N" zetten
• Gashendel (11) bij koudere temperaturen in de po-
sitie "Choke", bij warmere temperaturen of warme
motor op vol gas "Snel" zetten.
• Contactsleutel (10)naar "ON" draaien
• Stoel omhoog klappen en aan de startkabel (Afb.
28) trekken
• Let op: Bij koel weer kan het noodzakelijk zijn om
het startproces meerdere te herhalen.
• De starttrekkabel niet laten terugslingeren.
• Stoel naar onderen klappen
• Gashendel (11) vanuit positie "Choke of Snel" naar
een lager toerental "Kruipgang" zetten.
Starten zonder maaiwerk (Afb. 23-25)
• Bij een lager toerental "Kruipgang" het rempedaal
(8) volledig indrukken, de vergrendelingsrem (6)
wordt ontgrendeld.
• Gewenste versnelling inschakelen.
• Rempedaal (8) langzaam loslaten, zodat de gras-
maaier in beweging wordt gezet.
• Gashendel (11) naar de positie "Snel" om gas te
geven.
• Let op! Wisselen van versnelling alleen uitvoeren
in stilstand.
Starten met maaiwerk (Afb. 23-27)
• Bij een lager toerental "Kruipgang" het rempedaal
(8) volledig indrukken, de vergrendelingsrem (6)
wordt ontgrendeld.
• Maaiwerk schakelhendel (5) langzaam naar links
en voren schuiven en indien het maaiwerk is vast-
gekoppeld naar rechts schuiven totdat deze vast-
klikt. (Afb. 26)
• Gewenste versnelling inschakelen.
• Rempedaal (8) langzaam loslaten, zodat de gras-
maaier in beweging wordt gezet.
NL | 131