WERKING - Grillen
Met de grillfunctie kunt u vlees, vis, gevogelte en ovenschotels van
een goudbruin korstje voorzien.
1. Open de ovendeur (10).
2. Plaats het rooster (13) met de etenswaren in de oven en zorg dat
de bakschaal altijd onder het rooster is geplaatst. De bakschaal
verzamelt sap en vet tijdens het grillen en voorkomt dat sap en
vet op het verwarmingselement komen.
3. Laat de ovendeur op een kier openstaan om de lucht te kunnen
laten circuleren.
4. Stel de gewenste temperatuur in met de temperatuurinstelling
(5).
5. Stel de gewenste grilltijd in met de tijdinstelling (6). De
bereidingstijd is afhankelijk van de soort etenswaren en de
hoeveelheid ervan.Het aan/uit-indicatielampje (7) gaat aan.
6. Grill de etenswaren totdat deze gaar zijn. Aan het einde van
de grilltijd is een geluidsignaal hoorbaar en schakelt de oven
automatisch uit. Het aan/uit- indicatielampje gaat uit.
7. Doe ovenhandschoenen aan.
8. Open de ovendeur. Voorzichtig! De deur is heet.
9. Neem het rooster met de etenswaren met de uitneemgreep uit de oven.
10. Sluit de overndeur.
11. Neem de etenswaren van het rooster en plaats ze op een bord. Voorzichtig! De etenswaren zijn heet.
LET OP:
•
Als de etenswaren gaar zijn maar de griltijd nog niet verstreken is, kunt u de oven uitschakelen door
de temperatuurinstelling naar de stand 'MIN' te draaien. De timer loopt dan nog wel door, maar de
oven verwarmt niet meer.
REINIGING EN ONDERHOUD
Reinig het apparaat na ieder gebruik.
1. Neem de stekker uit het stopcontact en laat het apparaat volledig afkoelen.
2. Reinig de bakschaal, het rooster en de uitneemgreep in warm water met afwasmiddel. Spoel de
onderdelen goed af en droog ze vervolgens grondig af.
3. Reinig de binnen- en buitenzijde van de oven en de deur met een vochtige doek. Droog vervolgens
grondig af.
4. Plaats alle onderdelen terug in de oven en berg de oven op.
LET OP:
•
Zorg ervoor dat het apparaat niet is aangesloten op het stopcontact als u het gaat schoonmaken.
•
Gebruik geen agressieve of schurende schoonmaakmiddelen of scherpe voorwerpen (zoals messen of
harde borstels) bij het reinigen.
•
Dompel het apparaat, het snoer en de stekker van het apparaat nooit onder in water of een andere
vloeistof.
3
22
NL