7.
PERIODIEK ONDERHOUD
De hele EN 12845 – UNI 10779 brandblusinstallatie, met inbegrip van de brandbluspompengroep, moet altijd in perfecte
staat van efficiëntie worden gehouden. Om deze reden is het van fundamenteel belang regelmatig onderhoud uit te voeren.
Volgens de norm EN 12845 punt 20.1.1 UNI 10779 moet de gebruiker:
-
een inspectie- en controleprogramma uitvoeren;
-
voorzien in een test-, service- en onderhoudsprogramma;
-
de activiteiten documenteren en registreren en de documenten bewaren in een speciaal register dat in het gebouw zelf
wordt bewaard.
De gebruiker dient ervoor te zorgen dat het test-, service- en onderhoudsprogramma op contract wordt uitgevoerd door de
installateur van de installatie of door een andere, voor dergelijke werkzaamheden gekwalificeerd firma.
7.1.
WEKELIJKSE CONTROLE (met intervallen van niet meer dan 7 dagen)
De wekelijkse controle van de brandblusgroep EN 12845 – UNI 10779 moeten de volgende waarden worden
gecontroleerd en genoteerd:
druk manometers,
waterniveau in de reservoirs – waterreserves,
correcte positie van de afsluitkleppen.
Om de automatische start van de pompen te testen, onderstaande procedure opvolgen:
Controleer het niveau van de brandstof en de smeerolie van de dieselmotoren.
Open de klep voor handbediende start van de pomp (ref. 5).
Controleer de start van de pomp en noteer de startdruk.
Sluit de klep voor handbediende start.
In het geval van een dieselmotor, laat men deze tenminste 5 minuten werken.
Stop de pomp met de STOP knop op het schakelpaneel.
HANDELINGEN DIE ALLEEN WORDEN UITGEVOERD VOOR EEN DIESELMOTORPOMP
Meteen na de stop moet de dieselmotorpomp onmiddellijk opnieuw worden gestart met behulp van de knop
voor het testen van de handbediende start "OPERATE MANUAL START".
Stop de motorpomp met de STOP knop op het schakelpaneel.
7.2.
MAANDELIJKSE CONTROLE
Controleer het niveau en de dichtheid van het zuur in alle cellen van de startaccu's met behulp van een
dichtheidmeter.
Als de dichtheid van het zuur laag is, de acculader controleren en de accu's eventueel vervangen.
7.3.
DRIEMAANDELIJKSE CONTROLE
EN 12845 punt 20.3.2 – UNI 10779)
Controleer eventuele wijzigingen in de installatie, verandering van risicoklasse etc.
Controleer sprinkler, leidingen, dragers leidingen (zie EN 12845 punt 20.3.3.2 – UNI 10779).
Start de pompen en controleer de druk en het debiet.
Controleer de werking van de eventuele generatoren – elektriciteitsgeneratoren.
Controleer de correcte positie van de afsluitkleppen.
Controleer de correcte werking van de secundaire elektrische voeding afkomstig van dieselgeneratoren.
7.4.
HALFJAARLIJKSE
EN 12845 punt 20.3.3 – UNI 10779)
Controleer de alarmkleppen voor werking zonder vloeistof (in de installatie).
Controleer de werking van de alarmen in de controlekamer en/of de brandweerkazerne.
7.5.
JAARLIJKSE CONTROLE (met intervallen van niet meer dan 12 maanden– zie EN 12845 punt 20.3.4
UNI 10779)
Controleer de druk en het debiet van de pompen en vergelijk ze met de waarden die vermeld zijn op het plaatje met
technische gegevens.
Controleer het alarm voor niet startende dieselmotorpomp overeenkomstig EN 12845 punt 10.9.7.2 – UNI 10779.
(voer zes startpogingen uit, beurtelings op beide startaccu's).
Controleer na de zes pogingen of op het schakelpaneel:
- het lampje dat signaleert dat de pomp niet gestart is gaat branden,
- het alarmcontact voor niet startende pomp geactiveerd wordt.
Meteen na de test de motor onmiddellijk overnieuw starten met de handbediende testknop "OPERATE MANUAL
START".
Controleer de werking van de vlotterkleppen en de filters in de reservoirs.
7.6.
DRIEJAARLIJKSE CONTROLE
Controleer de externe en INTERNE corrosie van de reservoirs, herstel eventueel de bescherming.
Controleer de afsluit- en keerkleppen en vervang ze eventueel.
7.7.
TIENJAARLIJKSE CONTROLE
Na niet meer dan 10 jaar alle reservoirs schoonmaken en de interne structuur controleren.
NEDERLANDS
(met intervallen van niet meer dan 13 weken – zie
CONTROLE
(met
intervallen
71
van
niet
meer
dan
6
maanden
–
zie