Informations concernant la locomotive réelle
C'est à partir de 1974 que la DB s'est équipée de motrices
de la série 111. Ces motrices ont été développées à partir
des motrices E 10 pour les services voyageurs. Lerus prin-
cipales caractéristiques concernent les bogies silencieux
leur structure facile à entretenir ainsi que les cabines
confortables et à haute sécurité. Leur puissance de 3700 kW
et leur vitesse limite de 150 km/h leur permettent de réaliser
des chronos intéressants sur grandes distances. De plus, la
commande de vitesse par thyristors associée à un freinage
automatique garantit des démarrages rapides ainsi que des
freinages efficaces ce qui est particulièrement intéressant
pour le trafic de banlieue, d'où leur utilisation pour la trac-
tion des rames RER du bassin de la Ruhr.
La DB à acquis jusqu'en 1985 226 motrices de ce type.
Informatie van het voorbeeld
Speciaal voor reizigerstreindiensten van de DB wordt sinds
1974 de bouwserie 111 als moderne voortzetting van de
beproefde E 10 gebouwd. Bijzondere constructievernieuwin-
gen zijn o.m. de rustige loop van de draaistellen, de onder-
houdsvriendelijke bovenbouw en de comfortabele en veilige
cabine. Het vermogen van 3.700 kW en de snelheid van 150
km/u resulteren in snelle reistijden voor het lange-afstands-
verkeer. Tevens is het door de thyristor-rijstandschakeling
en een automatisch remsysteem mogelijk sneller op gang
te komen en te stoppen bij korte afstanden. Daardoor is het
gebruik van deze locomotieven ook voor het S-baan-net
Rijn-Roer bijzonder economisch.
Tot 1985 werden 226 machines van de bouwserie 111 in
dienst genomen.
5