Kalibratie
Fabriekskalibratie
Nulpunt en steilheid van de kalibratiecurve zijn ingesteld in de fabriek.
Een nieuwe kalibratie van deze basisinstellingen buiten de inspectie-
intervallen is doorgaans niet noodzakelijk.
Voer regelmatig nulpuntcontroles uit om er zeker van te zijn dat
verontreinigingen of storingen worden herkend (zie
nulpunt op pagina
143).
Als het nulsignaal wordt verhoogd door bestanddelen van het
meetmedium of installatieomstandigheden, dan kunt u dit effect
compenseren via een offset-correctie. Voer hiertoe een
laboratoriumanalyse van het monster uit. Als er geen PAK's/
olieverontreinigingen aanwezig zijn in het meetmedium, voer dan de
meetwaarde in die door het instrument als offset wordt weergegeven
(zie
Het nulpunt aanpassen (OFFSET) op pagina
Proceskalibratie/aanpassing
De sensor is in de fabriek gekalibreerd met diverse concentraties van
een speciale kalibratiestandaard in ultrazuiver water. Deze ideale
meetomstandigheden zullen in de praktijk nauwelijks voorkomen. De
getoonde meetwaarden zijn kwalitatieve trendindicatoren als er geen
aanpassing plaatsvindt in de meetomstandigheden ter plekke.
Wanneer u kwantitatief correcte meetwaarden nodig hebt, moet er een
contrastaanpassing of meerpuntskalibratie plaatsvinden. Beide
bewerkingen moeten ter plaatse en op basis van gegevens van
laboratoriumanalyse worden uitgevoerd. Basisvoorwaarden voor
kwantitatieve metingen zijn exacte kennis van het type olie en constante
meetomstandigheden, bijv. in koelwater in een warmtewisselaar.
Wanneer verschillende oliesoorten in diverse hoeveelheden aanwezig
zijn, is een kwantitatieve meting in de meeste gevallen niet mogelijk.
Als de meetomstandigheden veranderen, dient u opnieuw de
nauwkeurigheid van de resultaten te controleren met
laboratoriumanalyses en de noodzakelijke aanpassingen uit te voeren.
Nederlands 142
De meetomstandigheden kunnen veranderen met betrekking tot
•
•
•
•
•
Factorbepaling en aanpassing van de steilheid
Controleer het
Volg deze stappen om de steilheid aan te passen:
1.
2.
143).
3.
4.
5.
6.
Laboratoriumwaarde: 4,0 ppm olie
Getoonde meetwaarde
2,4 ppm olie
Berekende factor: 1,67
1 Tijdens de monstername
Het is raadzaam de steilheid aan te passen als er aan de volgend
voorwaarden wordt voldaan:
•
samenstelling van PAK's of olieverontreinigingen
verdeling van verontreiniging in het water
temperatuur
samenstelling van het meetmedium
meetsensor en meetvenster
Neem op de plaats waar de sensor is geïnstalleerd een monster
van het meetmedium en analyseer het monster snel daarna op
PAK's en oliegehalte.
Noteer de meetwaarde die ten tijde van de monstername op de
controller wordt getoond. Let op de correcte eenheid voor de
meetwaarde, bijv. ppm olie.
Herhaal stap 1 en 2 diverse malen.
Bereken de factor aan de hand van de monsterwaarde en de
waarde die ten tijde van de monstername op de controller werd
getoond.
Bereken een gemiddelde van de factoren.
Voer de gemiddelde factor in als steilheid
aanpassen (FACTOR) op pagina
Voorbeeld voor motorolie
1
:
Als het meetmonster vrij is van PAK's/olie, moet de meetwaarde
nagenoeg gelijk zijn aan nul.
(zieDe steilheid
143).
Voorbeeld voor naftaleen
Laboratoriumwaarde: 420 ppm PAK's
1
Getoonde meetwaarde
:
120 ppb PAK's
Berekende factor: 3,5