3.2 Waarschuwingen en beperkingen voor de
componenten
VERANKERINGEN/VERANKERINGSKOPPELINGEN
• De verankeringen moeten in staat zijn om 22,2 kN (5000 pound) per medewerker te houden of voldoen aan
de vereisten van de OSHA 1926.502 van een veiligheidsfactor twee.
• De vereisten van de verankering volgens ANSI zijn de volgende:
• Voor valbeveiligingssystemen moeten de verankeringen bestand zijn tegen een statische belasting van 22,2
kN (5000 lb) voor
niet-gecertificeerde verankeringen of twee keer de maximale val-stopkracht voor gecertificeerde verankerin-
gen.
• Uitsluitend voor reddingssystemen moeten de verankeringen bestand zijn tegen een statische belasting van
13,3 kN (3000 lb) voor
niet-gecertificeerde verankeringen of vijf keer de toegepaste lading voor gecertificeerde verankeringen.
(Opmerking: Mag een verankering zowel voor valbeveiliging ALS voor redding worden gebruikt, dan is de
vereiste voor de valbeveiligingskracht van toepassing.)
• Wordt meer dan één systeem aan een verankering bevestigd, dan moeten de eerder genoemde veranker-
ingsbelastingen worden vermenigvuldigd met het aantal systemen dat aan de verankering wordt bevestigd.
• Werk altijd in een rechte lijn onder het ankerpunt om letsel door een zwaaiende val te vermijden.
• Raadpleeg bij de keuze van een ankerpunt altijd de informatie over de berekening van de vrije valhoogte
die bij de koppelingsvoorziening wordt geleverd om te waarborgen dan het ankerpunt zich op een zodanige
hoogte bevindt dat een medewerker wanneer hij zou vallen, niet op een lager niveau botst. Denk eraan dat
de schokbreker uitrekt wanneer hij is blootgesteld aan de val-stopkrachten (zie voor nadere bijzonderheden
ook de etiketten/instructies die bij de schokbreker zijn geleverd).
• De koppeling met de verankering moet compatibel zijn met de veerhaak of de karabijnhaak en mag geen
mogelijkheid bieden om de sluiting te belasten (borging).
LICHAAMSUITRUSTING
• De enige voor valbeveiliging aanvaardbare lichaamsuitrusting is het volledige lichaamsharnas.
• Het is een absolute vereiste dat het harnas op de juiste manier wordt gedragen. Controleer, telkens voor
gebruik, visueel alle gespen om er zeker van te zijn dat alle verbindingen juist zijn en goed zijn bevestigd.
Alle riemen moeten worden vastgemaakt en aangepast zodat het harnas goed aansluit.
• Koppelingsvoorzieningen voor de valbeveiliging moeten aan de D-ring op de rug van het volledige lichaam-
sharnas worden bevestigd. Een bevestigingselement voor de D-ring aan de voorkant mag alleen voor
valbeveiliging worden gebruikt bij een redding, het op de plaats houden van het werk, voor een touw en
voor andere, door ANSI Z359.1 erkende, toepassingen waarbij het persoonlijke valbeveiligingssysteem de
maximale vrije valafstand beperkt tot 0,6 m (2 ft) en de maximale stopkracht beperkt tot 4,0 kN (900 lb).
• De D-ringen opzij en aan de voorkant mogen alleen voor het op de plaats houden worden gebruikt. (Opmerk-
ing over een uitzondering voor de D-ring aan de voorkant hierboven.); D-ringen op de schouder mogen
uitsluitend worden gebruikt voor redding, omhoog gaan en dalen.
• Bevestig in geen geval pelikaan-haken aan een D-ring van het harnas.
• Lichaamsgordels mogen alleen worden gebruikt om het harnas op zijn plaats te houden.
KOPPELINGEN
• Maak alleen compatibele koppelingen.
• Gebruik uitsluitend koppelingsvoorzieningen die voorzien zijn van veerhaken of zelf-vergrendelende karabijn-
haken.
• Sluit deze zodanig aan dat de vrije val tot de kortst mogelijke afstand wordt beperkt. Maximaal 1,8 m (6 ft)
• Controleer altijd visueel of elke veerhaak en karabijnhaak in de D-ring of het ankerpunt/de verankerings-
koppeling vrij beweegbaar is en dat de sluiting (borg) volledig gesloten en vergrendeld is. De borg van de
vergrendeling nooit buiten werking zetten, beperken of de koppelingsvoorziening op enige wijze veranderen.
• Overtuig u ervan dat de veerhaak/karabijnhaak zodanig is aangebracht dat de sluiting nooit wordt belast.
• Het gebruik van schokbrekers is verplicht om de krachten van de valbeveiliging te reduceren. Alle Miller
schokbrekers, schokbrekende verbindingslijnen en automatisch vergrendelende leeflijnen beperken de maxi-
male val-stopkrachten tot 8 kN (1800 lb) of minder.
• Laat een verbindingslijn/leeflijn nooit onder de armen, benen, nek of enig ander obstakel doorlopen of deze
omwikkelen.
• Leg geen knopen in verbindingslijnen of leeflijnen en wikkel ze niet om scherpe, ruwe randen, of om delen
van de constructie met een kleine diameter.
• Verbind verbindingslijnen niet onderling of bevestig een verbindingslijn niet aan zichzelf, tenzij die speciaal
voor dat doel is ontwikkeld.
Ge b ru i ksa an wi j zin g - Ne derla n ds
49