NL
FAA−500−TR−W
Installeer de FAP−520 detectors alleen in verbinding
− met FAA−500 sokkel en
− met FAA−500−BB plafondmontage−inbouwdoos
of
− met FAA−500−SB opbouwdoos.
Let op de volgende aanwijzingen in de Productin-
formatie (PI−34.75 nl):
− Aanwijzingen voor projectering
− Programmeren
− Onderhoud en service incl. testinstructies
.
Knip de verpakking van de detectors met C−sensor
voorzichtig open!
.
Haal de beschermfolie pas van de detectorkop af als de
installatie is voltooid!
Kleurringen aanbrengen
FAP−O 520−P, FAP−OC 520−P, FAA−500−TR−P
1.
De frontplaat van de detector wordt vastgezet met een
kleine snaphaak (1) bij de drie inkepingen. Om hem los te
halen plaatst u de meegeleverde opener (2) in de gleuf (3)
boven de snaphaak. Houd de opener vast met uw duim,
draai de frontplaat tegen de wijzers van de klok en licht hem
op.
2.
Plaats de kleurringen van de gekozen kleur op de frontplaat
en breng de detector aan. Er is slechts één stand van de
frontplaat mogelijk
3.
Draai de frontplaat met de wijzers van de klok mee tot hij
vastklikt. Zorg dat de sensorvensters vrij liggen.
4.
Plaats de gekozen kleurring in de sierrand.
De detector en sierrand bevestigen
.
Geadviseerd
wordt
FAA−500−RTL te gebruiken om de detectors te verwij-
deren en aan te brengen.
1.
Plaats de sierrand zo op de sokkel dat hij vastklikt.
2.
Verwijder de beschermfolie van de detectorkop.
.
Als de beschermfolie nog op de detector zit, wordt dat door
het systeem herkend bij het opstarten. Er volgt dan de
melding "O−storing".
3.
Duw de detector eenmaal zachtjes omhoog in de sokkel.
De detector wordt vastgehouden door het "balpen−prin-
cipe".
.
Dankzij de inkepingen kan de detector alleen maar in de
juiste stand in de sokkel worden gezet.
.
Bij grote montagehoogten: de twee duidelijk zichtbare
contactplaten (4) in de sokkel bevinden zich aan dezelfde
kant als de enkele inkeping (5).
De detector en sierrand demonteren
1.
Duw de detector eenmaal zachtjes omhoog in de sokkel. De
detector wordt losgelaten door het "balpen−principe".
2.
Licht de sierrand aan de zijkant op en haal hem van de sok-
kel.
Installatievoorschrift
FAP−520 Rookmelderserie LSN improved
FAP−O 520 / FAP−OC 520
het
detectorgereedschap
1
3
2
Informatie over adressering
Het adres van de melder wordt ingesteld met de drie draai-
schakelaars aan de achterkant van het apparaat.Stel de
stand van elke schakelaar in met een schroevendraaier. De
schakelaars klikken als ze worden gedraaid.
Het geldige bereik voor adressen is 1 t/m 254. Instellingen
van 255 t/m 299 leiden tot een foutmelding in het
brandmeldpaneel.
It is not permitted to use different adressing
modes together.
Adress
Mode
0 0 0
Lus/aftaklijn in LSN improved−modus met
automatische adressering
(T−aansluiting niet mogelijk)
0 0 1 − 2 5 4
Lus− of aftaklijnsysteem of systeem met
T−aansluiting in LSN improved−modus met
handmatige adressering
CL 0 0
Lus/aftaklijn in klassieke LSN−modus
Mode/
X
X
X
XX
X
X
XX
Technische gegevens
Bedrijfsspanning
Stroomverbruik
Indicatoruitgang
Min. montagehoogte
Min. afstand tot lampen
Product−ID
− FAP−O 520
− FAP−O 520−P
− FAP−OC 520
− FAP−OC 520−P
VdS Goedkeuringsnr.
FAP−O 520 (−P)
FAP−OC 520 (−P)
7 / 8
5
4
FAA−500
BZ 500LSN
FPA−5000
UEZ 2000 LSN
UGM 2020
n
n
CL 00
n
−
000
n
−
1...254
−
−
255...299
15 V DC . . . 33 V DC
3,5 mA
open collector, schakelt 0 V
over 1,5 kÙ , max. 15 mA
buiten handbereik
50 cm
F.01U.510.149
F.01U.510.161
F.01U.510.151
F.01U.510.162
G 205125
G 205119
610−F.01U.002.682 / A2
de/en/fr/it/es/pt/nl/tr
ST−FIR/PMR1/zab