• ga na of het gordijntje van het achterraam niet tussen
de wielen of andere bewegende delen van de wagen
kan komen.
HANDREM
Om de handrem in werking te zetten trekt u de hendel in
de Stop-stand (fig. 18).
Om de wagen van de rem te halen zet u de hendel in
de Go-stand.
GEBRUIK VAN DE WAGEN
Waarschuwing: stel altijd de rem in voordat u kinderen
of bagage in of uit de wagen haalt.
Laat de kinderen altijd zitten in de cabine.
Bevestig de riemen in de gespen (fig. 19).
Stel de gordels zo dat ze goed aansluiten op lichaam
van het kind (fig. 20).
Waarschuwing: zet de kinderen altijd vast met de
gordels voordat u gaat rijden.
GEDRAG IN HET VERKEER
Leef altijd de verkeersregels na van het land waarin de
fietskar wordt gebruikt .
Het besturen van de fiets kan merkbaar veranderen als
de fietskar is bevestigd, vooral wat betreft het evenwicht,
de wendbaarheid en het remmen.
Minder vaart bij een afdaling. De remweg neemt toe
met een fietskar aan de fiets bevestigd.
Neem bochten voorzichtig; snijd de bocht niet af, vooral
niet bij aanwezige obstakels (stoepranden, paaltjes) die
in de weg van de fietskar kunnen staan.
Matig uw snelheid al naar gelang de conditie van het
verkeer en het wegoppervlak. Het is aan te bevelen
niet harder dan 25 km/h (15mph) te rijden op rechte
asfaltwegen en 10 km/h (15 mph) in bochten of op nat
en oneven wegdek.
Vraag de kinderen om niet te schommelen in de cabine,
zodat er geen plotselinge gewichtsverschuivingen
ontstaan die de stabiliteit verminderen.
Vermijd kuilen, plassen en andere obstakels.
Matig uw snelheid; rem af in afdalingen en voor een
bocht.
Vermijd plotselinge manoevres.
Rem geleidelijk.
Gebruik de fietskar niet op een bevroren ondergrond of
in slechte weersomstandigheden.
Laat het kind nooit onbewaakt in de fietskar achter.
Parkeer de fietskar niet in de volle zon; de cabine en de
onderdelen in plastic en metaal kunnen oververhit raken.
Stop regelmatig tijdens lange tochten, zodat de kinderen
zich even vrij kunnen bewegen.
Kinderen, in de cabine, worden meer dan volwassenen
blootgesteld aan lage en hoge temperaturen. Zorg er
in de winter en bij lage temperaturen voor dat het kind
voldoende ingepakt is en, stilzittend, geen kou lijdt. Zorg
er in de zomer of bij hoge temperaturen voor dat het
kind voldoende lucht en drinken krijgt.
De fietskar loskoppelen
Let op: Haal de fietskar nooit los met een kind in de
cabine.
Haal de extra veiligheidsriem van het fietsframe los. (fig. 21).
Open de veiligheidspin (fig. 22).
Schuif de verbindingsstang uit de koppeling (fig. 23).
De fietskar inklappen
Duw de metalen pen in en draai de vergrendeling open
(fig. 24).
Doe dit aan beide zijden van de fietskar.
Klap het frame in door tegelijkertijd de twee vergrendelingen
voorzichtig naar beneden te duwen (fig. 25).
PERIODIEKE CONTROLES
Controleer regelmatig de fietskar en de fiets.
Geregelde controles:
• Controleer de bandendruk en –slijtage van zowel de
fietskar als de fiets: deze moeten goed zijn;
• Controleer de werking van de remmen van de fiets;
• Controleer de werking van het achterlicht van de
fietskar en van de fietsverlichting;
• Controleer of de reflectoren schoon zijn.
NL
23