2 2
Aansluitnippels
Beide aansluitnippels moeten in de bovenzijde van de tank worden
geplaatst, de 16 mm uitlaatnippel zo laag mogelijk. Een aansluitnip-
pel (16 mm) is reeds aangebracht in de tank. Kies een geschikte posi-
tie voor de tweede (38 mm) aansluitnippel.
De benodigde gaten in de tank zijn voor beide aansluitnippels (ø 16
en ø 38 mm) gelijk. Indien gewenst kunnen de nippels worden ver-
wisseld.
Monteer de tweede nippel als volgt:
1. Teken het gat af met een balpen, gebruik de ring als mal.
De diameter is 42 mm; maak het gat niet te groot!
2. Gebruik een schaar om het gat in de tank te maken. Knip niet in
de tegenoverliggende tankwand!
3. Plaats de aansluitnippel in de tank.
4. Breng de ring en de moer aan. Zet de moer vast met de sleutel,
nooit met een waterpomptang. Draai de moer niet te vast aan.
• Controleer nadat de tank gevuld is onmiddellijk of de aansluit-
nippels niet lekken; draai de moeren vaster indien noodzakelijk.
Herhaal dit na 2 dagen en nogmaals na 4 dagen.
• Reinig de binnenzijde van de tank.
2 3
Aansluiten van de tank
Sluit de tank aan met een goede kwaliteit gewapende slang. Vermijd
scherpe knikken in de slang en zorg voor voldoende speling om be-
wegingen van de tank, leeg - vol, te kunnen volgen.
De gewapende slang moet een zogenaamde levensmiddelenkwali-
teit zijn en tenminste bestand zijn tegen een temperatuur van 60°C
en een druk van 400 kPa (4 bar).
Vetus levert een voor tapwater geschikte slang. Deze slang is smaak-
vrij, niet giftig, bestand tegen temperaturen van -5° tot +65°C en
heeft een werkdruk van resp. 1500 kPa (15 bar) (16 mm) en 800 kPa
(8 bar) (38 mm).
Art.code: DWHOSE16A, drinkwaterslang inw. ø 16 mm en
DWHOSE38A, drinkwaterslang inw. ø 38 mm.
Monteer elke slangverbinding met een goede slangklem.
Monteer de vuldop A
Monteer een vulslang B, inwendige diameter 38 mm, tussen de
vuldop en de tank. Installeer deze slang zodanig dat de vuldop niet
mechanisch wordt belast en dat de slang de bewegingen van de tank
kan volgen.
Monteer de tapwaterleiding C, inwendige diameter 16-mm, tussen
de tank en de pomp.
Een niet-zelfaanzuigende pomp moet lager dan, of op gelijke hoogte
met, de onderzijde van de tank worden opgesteld.
Een zelfaanzuigende pomp mag op een willekeurige hoogte ten op-
zichte van de tank worden opgesteld.
4
050202.04
1
3
A
B
1
1
Vulaansluiting
2
Aanzuigaansluiting
2 4
Controle
Controleer na installatie het systeem op dichtheid.
Afpersdruk 20 kPa (0,2 bar).
2
4
D
C
2
A
Vuldop
B
Vulslang
C
Tapwaterleiding
D
Waterpomp
Flexible drinking water tanks