Kalibreren Met Stablcal-Kuvetten Met Rfid - Hach LZY904.98.00002 Instrucciones Para El Usuario

Ocultar thumbs Ver también para LZY904.98.00002:
Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 95
Optie
CONTROLE NA KAL. Stelt in dat het instrument een controle start onmiddellijk nadat het instrument is
KAL.-HERINN.
UITGANGSMODUS
KAL-PUNTEN
OFFSET
3
FACTOR
FABRIEKS-KAL.

3.2 Kalibreren met StablCal-kuvetten met RFID

Te verzamelen items:
• TU5300- of TU5400-instrument met RFID-functionaliteit
• RFID-kalibratiekuvetten:
• 20 NTU StablCal-kuvet met RFID
• 600 NTU StablCal-kuvet met RFID
of
• StablCal-kalibratieset met RFID (LZY835) inclusief 10 NTU, 20 NTU en 600 NTU
Er zijn vier procedures voor het kalibreren van het instrument met StablCal-kuvetten met RFID op
basis van de geselecteerde kalibratie-instellingen:
• Stel de instelling KAL-CURVE in op STABLE CAL 0-40 NTU en de instelling VER NA KAL op UIT
voor een 1-puntskalibratie zonder verificatie. Raadpleeg
op pagina 167.
• Stel de instelling KAL-KURVE in op STABLE CAL 0-40 NTU en de instelling VER NA KAL op AAN
voor een 1-puntskalibratie met verificatie. Raadpleeg
op pagina 169.
• Stel de instelling KAL-CURVE in op STABLE CAL 0-700 NTU en de instelling VER NA KAL op UIT
voor een 2-puntskalibratie zonder verificatie. Raadpleeg
op pagina 172.
3
Deze optie is alleen beschikbaar op ISO-modellen van het instrument. Deze optie wordt alleen
weergegeven wanneer de KAL-CURVE is ingesteld op STABLCAL of FORMAZINE.
166 Nederlands
Beschrijving
gekalibreerd. Indien ingeschakeld, wordt de controlestandaard gemeten onmiddellijk
nadat de kalibratie is voltooid. Standaard: AAN. Raadpleeg
configureren
op pagina 183.
Stelt het tijdsinterval tussen kalibraties in. Het display geeft een herinnering weer
wanneer een kalibratie moet worden uitgevoerd. Wanneer een kalibratie is voltooid,
wordt de kalibratietijd teruggezet op nul. Opties: UIT (standaard), 1 dag, 7 dagen,
30 dagen of 90 dagen.
Selecteert het uitvoergedrag tijdens de kalibratie. ACTIEF—De uitgangen blijven de
meetwaarden geven tijdens de kalibratie. VASTHOUDEN (standaard)—Houdt de
uitvoer op de laatste meetwaarde vóór kalibratie. De uitgangen geven de
meetwaarden opnieuw wanneer de kalibratieprocedure is voltooid. TRANSINSTEL—
Stelt de uitvoer in op de ingestelde overdrachtwaarde die in de controllerinstellingen
is geselecteerd. Raadpleeg de instelling van de controller voor meer informatie.
Wanneer de KAL-CURVE is ingesteld op AANGEPAST, stelt deze optie het aantal
kalibratiepunten in (2 tot 6). Deze optie wordt alleen weergegeven wanneer de KAL-
CURVE is ingesteld op AANGEPAST.
Activeert de offsetfunctie indien deze is ingeschakeld (standaard: UIT). Indien
geactiveerd, wordt de offsetwaarde toegevoegd aan elke meting. Om een
offsetwaarde in te voeren, zet u de offset op AAN en drukt u op terug om het menu
INSTELLINGEN af te sluiten. Selecteer OFFSET INSTELLEN en voer een
offsetwaarde in (standaard: 0,0).
Activeert de factorfunctie indien deze is ingeschakeld (standaard: UIT). Indien
geactiveerd, wordt de geselecteerde factorwaarde gebruikt als helling voor de
troebelheidswaarde. Om een factorwaarde in te voeren zet u de factor op AAN en
drukt u op terug om het menu INSTELLINGEN af te sluiten. Selecteer FACT
INSTELLEN en voer een factorwaarde in (standaard: 1,0).
Verandert de kalibratie-instellingen naar de standaardwaarden uit de fabriek.
1-puntskalibratie zonder verificatie
1-puntskalibratie met verificatie
2-puntskalibratie zonder verificatie
Controle-instellingen

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido