Benodigde accu voor de auto:
Voeding:
Nominaal vermogen:
DC 9,6 V / 700 mAh
Batterijen: 1 x oplaadbare NiMH-accu
van 9,6 V (meegeleverd)
Capaciteit: 700 mAh
Technische gegevens lader: Geschikt voor NiMH-accu's van 9,6 V / vanaf 500 mAh
1 auTo
1A Reusachtige
1D ON/OFF-
terreinbanden
schakelaar
1B Carrosserie
1E Deksel van
accuvak
1C Bumper
3 ToebehoreN
3A Lader
3B NiMH-accu
5 IN elkaar zeTTeN
Wielen: Steek de wielen op de assen (let op de rolrichting 5A) Borg de wielen
met de meegeleverde schroeven. Steek deze in de naven en draai ze vast met een
schroeven draaier (5B).
Carrosserie: Schuif op elke carrosseriehouder een van de clips, ter hoogte van de 5e
inkeping van onderen (5C). Zet nu de carrosserie op de houders en breng de overige vier
clips aan op de houders om de carrosserie te borgen (5D).
6 opladeN vaN de auToaCCu
Let op: Vóór het laden en na iedere gelegenheid waarbij u met het voertuig hebt gereden,
moeten de accu en de motor 10 tot 15 minuten afkoelen, anders kunnen accu en motor
beschadigd raken. Laat accu's nooit onbeheerd opladen.
6A Schakel de zender en de auto uit!
6B Schroef de accuafdekking los.
6C Verwijder de accu uit het voertuig en koppel de stekkers los.
6D Verbind de lader met de accu en steek de lader in een stopcontact. De led in de
lader gaat branden. Wanneer de led helemaal uit is en de accu enigszins handwarm,
is het laden voltooid. Koppel de accu los van de lader en trek deze uit het stopcontact.
6E Leg de accu weer in het voertuig, steek de stekkers in elkaar schroef de
accuafdekking weer vast.
Na een laadtijd van 240 à 300 minuten kan het voertuig 15 à -20 minuten lang
rijden, afhankelijk van de rijstijl. Wanneer de accu leeg is, rijdt de auto niet
meer om te voorkomen dat de accu wordt beschadigd door diepontlading.
26
Batterij-/accuvereisten
voor de afstands bediening:
Voeding:
Nominaal vermogen: DC 6 V
Batterijen: 4 x 1,5 V "AA"
(niet meegeleverd)
2 zeNder
2A Power-led
2C Linkerknuppel
2B ON/OFF-
2D Rechterknuppel
schakelaar
4 de baTTerIjeN plaaTSeN
4A De afdekking losschroeven.
4B Plaats 4 AA-batterijen van 1,5 V.
Let op de richting van de polen, zoals
aangegeven op het batterijvak.
4C Sluit het batterijvak en schroef het
deksel vast.
7 STarTvoorbereIdINg
Schakel eerst de zender in met de
ON/OFF-schakelaar (7A). De Power-led
gaat knipperen. Zet daarna pas de
ON/OFF-schakelaar op de auto in de stand
"ON" (7B). Wanneer de led op de zender
permanent gaat branden, is het voertuig
aan de zender gekoppeld en kan ermee
gereden worden.
8 TrIMMeN vaN de beSTurINg
Met de linkerknuppel worden de linkerwielen bediend, met de rechterknuppel
de rechterwielen.
8A Vooruit-/achteruitrijden:
Beweeg beide knuppels voorzichtig naar voren om vooruit te rijden.
Beweeg de knuppels voorzichtig verder naar voren om sneller te rijden.
Beweeg beide knuppels voorzichtig naar achteren om achteruit te rijden.
Beweeg de knuppels voorzichtig verder naar achteren om sneller achteruit te rijden.
8B Bochten maken:
Druk de rechterknuppel voorzichtig naar voren en laat de linkerknuppel los om een
bocht naar links te maken. Als u een ruimere bocht naar links wilt maken, drukt u de
rechterknuppel voorzichtig naar voren en de linkerknuppel ook een beetje, maar
minder dan de rechterknuppel. Om bochten naar rechts te maken, stuurt u precies
andersom als hierboven uitgelegd.
8C Het voertuig om zijn as laten draaien:
Druk een knuppel voorzichtig naar voren en de andere voorzichtig precies even ver
naar achteren. Dit werkt in beide richtingen op dezelfde manier.
aaNWIjzINgeN voor veIlIg rIjdeN
ALGEMENE RijTipS:
• Beweeg de regelaars altijd langzaam en met gevoel.
• Houd altijd de auto in het oog, kijk niet naar de zender!
• De eerste keren dat met de auto wordt gereden, heeft men meestal de neiging de
regelaars te heftig te bedienen. Zorg ervoor, dat u voldoende ruimte ter beschikking hebt.
• Om een bocht te maken, is het vaak al genoeg om de stuurregelaar een heel klein
beetje in de gewenste richting te draaien.
• Rijtraining: U kunt het best oefenen op een grote, vrije parkeerplaats. Zet daar twee
lege kunststof flessen neer, op een afstand van 5 à 10 meter van elkaar. Probeer met
de auto zo dicht mogelijk om de flessen heen te rijden zonder dat deze omvallen.
Ga nu geleidelijk sneller rijden. Nadat u twee of drie accu's hebt leeggereden,
zult u zien dat u uw auto al duidelijk beter kunt besturen.
Laat na een crash de snelheidsregelaar altijd onmiddellijk los om schade aan
de elektronica te voorkomen.
Schakel bij het uitschakelen altijd eerst de
auto uit (vgl. 7B) en daarna pas de
afstandsbediening (vgl. 7A)! Anders kan
er onbedoeld een rijcommando worden
gegeven, waardoor de auto gaat rijden en
aanzienlijke schade kan ontstaan.
27