79
nederlands
5. Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting moet door een gekwalifi-
ceerd elektriciën uitgevoerd worden. De aansluiting
moet conform de NEN 1010 en de plaatselijke voor-
schriften geschieden.
Bij hoge watertemperaturen (vanaf 80 °C) overeenkomstige hitte-
bestendige aansluitkabel toepassen. De aansluitkabel mag leiding,
pomp- en motorhuis niet aanraken.
Let op de druipwaterdichte kabelinvoer voorzien van trekontlasting
bij kabelingang van klemmenkast.
De elektrische aansluiting moet volgens het typeplaatje
plaatsvinden. Voor eventuele uitwisseling adviseren wij de
elektrische aansluiting van een zogenaamde «lus» te voorzien.
Let op dat elektrische gegevens op typeplaatje van pomp
overeenkomen met voedingsspanning.
De pomp heeft geen externe motorbeveiliging nodig.
(de bewaking van de motor geschiedt door de elektronica.)
Isolatieweerstandmeting zie punt 6.4.
Opmerking:
Bijzondere aandacht voor aarde aansluiting. De aarddraad moet
langer zijn dan nul- en fasedraden (gevaar voor afbreken).
Voeding
1 × 230-240 V +6%/–10%, 50/60 Hz, PE
Nominaalstroom Regeling
min.
Vermogen
Regeling
min.
Nominaalstroom Regeling
min.
Vermogen
Regeling
min.
A 12
A 13
A 12 KW
A 13 KW
0,1...0,23 A 0,1...0,34 A
0,14 A
0,14 A
8...33 W
8...50 W
8...19 W
8...19 W
A 15
A 16, A 401, A 500, AD 401
A 15 KW
A 16 KW, A 401 KW, A 500 KW
AW 15
AW 16, AW 401, AD 401 KW
0,1...0,77 A 0,1...1,24 A
0,14 A
0,14 A
8...107 W
8...174 W
8...19 W
8...19 W
A 14
A 14 KW
0,1...0,48 A
0,14 A
8...70 W
8...19 W