N E D E R L A N D S
Elektrische veiligheid
De elektrische motor is ontwikkeld voor een
bepaalde spanning. Controleer altijd of de
accuspanning overeenkomt met de waarde op het
typeplaatje. Controleer tevens of de
ingangsspanning van de oplader overeenkomt met
uw netspanning.
Uw D
WALT-oplader is dubbel
E
geïsoleerd overeenkomstig EN 50144.
Gebruik van verlengsnoeren
Gebruik verlengsnoeren alleen in uiterste noodzaak.
Gebruik een goedgekeurd snoer dat beantwoordt
aan het vermogen van de oplader (zie technische
gegevens). De minimum geleiderdikte is 0,5 mm
de maximum snoerlengte is 30 m.
Monteren en instellen
• Verwijder vóór het monteren en instellen
altijd de accu uit de boormachine.
• Schakel de machine altijd uit alvorens de
accu aan te brengen of te verwijderen.
Accu (fig. A)
Opladen
Als u de accu voor de eerste keer of na langdurige
opslag oplaadt, zal deze slechts voor ca. 80%
worden opgeladen. Na een aantal laad- en ontlaad-
cycli wordt de accu echter compleet opgeladen.
Controleer altijd de netspanning, voordat u de accu
oplaadt. Als de netspanning normaal aanwezig is,
maar de accu niet wordt opgeladen, breng dan uw
oplader naar een erkend D
Tijdens het opladen kunnen oplader en accu warm
aanvoelen.
Dit is normaal en duidt niet op een defect.
Laad de accu niet op bij
omgevingstemperaturen <4 °C of >40 °C.
Aanbevolen oplaadtemperatuur: ca. 24 °C.
• Plaats de accu (15) in de oplader (17) zoals
weergegeven en steek de stekker van de oplader
in het stopcontact. Let erop dat de accu goed in
de oplader zit. De rode oplaad-indicatie (18)
begint te knipperen.
nl - 5
2
WALT Service-center.
E
Na ca. 1 uur stopt het knipperen en brandt de
indicatie continu. De accu is nu volledig
opgeladen. De accu kan op elk gewenst moment
uit de oplader worden gehaald of voor
onbepaalde tijd in de op het net aangesloten
oplader blijven zitten.
Plaatsen en verwijderen van de accu
• Duw de accu in de greep totdat de accu vastklikt.
• Verwijder de accu door het tegelijkertijd
indrukken van de twee vergrendelknoppen (16).
Trek dan de accu uit de greep.
Zaagdiepte-instelling (fig. A & B)
• Draai de zaagdiepte-instelling (13) los.
;
• Beweeg de bodemplaat (12) totdat de gewenste
zaagdiepte bereikt wordt.
• Draai de zaagdiepte-instelling (13) weer vast.
Voor optimale resultaten het zaagblad
ongeveer 3 mm door het werkstuk heen
laten zagen (zie inzet in figuur B).
Afschuinvergrendeling (fig. A & B)
De afschuinhoek is van 0° tot 50° instelbaar.
• Draai de knop (6) los.
• Stel de hoek in door de bodemplaat (12) zodanig
te kantelen dat de markering de gewenste
waarde aangeeft.
• Draai de knop (6) vast.
Instelling van de bodemplaat voor zaagsneden
met een hoek van 90° (fig. A)
• Zet de afschuinhoek op 0°.
• Open de beschermkap door de hefboom (11)
omhoog te trekken.
• Draai de knop (6) los.
• Plaats een winkelhaak tegen het zaagblad en de
bodemplaat zodat de hoek 90° wordt.
• Draai de zeskantmoer met een steeksleutel los en
stel de schroef zó in dat de bodemplaat op de ge-
wenste hoek stopt. Draai de zeskantmoer weer aan.
• Zet de aanwijzer indien nodig weer op "0".
Verwijderen en aanbrengen van het zaagblad
(fig. C & D)
• Druk de spindelvergrendeling (4) in en draai de
spanschroef voor het zaagblad (9) los. Gebruik
de meegeleverde inbussleutel en draai rechtsom.
52