26
N.B. Bij gebruik als verdamper (figuur 4) dient u:
– vóór, tijdens en na het lopen van de compressor een
antivriesthermostaat en stromingsmeter te gebruiken
om te waarborgen dat het water constant stroomt.
– "leeg pompen' te vermijden, d.w.z. dat u de verdamper
na het uitschakelen leegmaakt door de compressor te
laten lopen totdat er een van tevoren ingestelde koe-
lmiddeldruk wordt bereikt. De temperatuur kan dan
onder het vriespunt van het indirecte koelmedium
zakken, waardoor de verdamper kan beschadigen.
– een stromings- en lagedrukschakelaar te gebruiken.
Regeling en gebruik
U dient met het onderstaande rekening te houden
om ervoor te zorgen dat de warmtewisselaar met
een zo lang mogelijke gebruiksduur naar behoren
zal blijven werken.
– Plaats de temperatuursensor zo dicht mogelijk bij de
afvoer van de warmtewisselaar.
– Plotselinge temperatuur- en drukveranderingen kunnen
vermoeiingschade aan de warmtewisselaar veroorza-
ken.
– Om waterslag te voorkomen mag u geen snelsluitende
kleppen toepassen. U mag voor het aan- en uitzetten
tevens geen drukpulsen door de warmtewisselaar laten
sturen.
– Gebruik de warmtewisselaar niet voor media (bijv.
gedeïoniseerd water)/installaties (bijv. gegalvaniseerde
leidingen) die (chemisch/elektrochemisch) de platen
(roestvrij staal) en het soldeermateriaal (koper) kunnen
aantasten of hierdoor kunnen worden aangetast.
Isolatie
Als accessoire is speciaal ontworpen isolatie verkrijgbaar.
Luchtdichte isolatie wordt aanbevolen en is een vereiste
wanneer de warmtewisselaar bij lage temperaturen als
verdamper wordt gebruikt.
Oplossen van problemen
Om te waarborgen dat de warmtewisselaar naar behoren
functioneert, dient u te controleren of:
– de aansluiting tot stand is gebracht zoals in deze han-
dleiding is aangegeven.
– de warmtewisselaar volkomen schoon is en geen bez-
inksel bevat. Vreemde deeltjes en vezels kunnen de
warmtewisselaar verstoppen. Een toegenomen drukval
of een daling van het thermische rendement geven aan
dat de warmtewisselaar vervuild is.
– Het regelcircuit van tevoren goed is ingesteld en er
geen bevriezing optreedt.
Reiniging
De apparatuur is geschikt om ter plaatse te worden
gereinigd. Voor advies over geschikte reinigingsproces-
sen kunt u de dealer van de leverancier raadplegen of de
Internetsite van de leverancier bezoeken. Degene die ver-
antwoordelijk is voor het gebruik dient ervoor te zorgen dat
de juiste schoonmaakmethode wordt toegepast en dient
tevens geschikte schoonmaakintervallen vast te stellen.