Max. toegelaten
bedrijfsdruk:
Toeg. medium-
temperaturen
maal/maximaal:
Toeg. omgevings-
temperatuur:
Min. aanvoerdruk* aan de zuigzijde bij
+ 50 °C:
0,05 bar
+ 95 °C:
0,3 bar
+ 110 °C:
1,0 bar
* Deze waarden gelden tot op 300 m
boven de zeespiegel; toeslag voor
hogere lagen: 0,01 bar/100 m hoog-
te-toename.
Om cavitatiegeluid te vermijden
moet worden gelet op de minimale
aanvoerdruk aan de zuigzijde van
de pomp!
Pompvloeistoffen:
– Verwarmingswater volgens
VDI 2035,
– Water- en water-glycolmengsels in
mengverhoudingen tot 1:1. Bij het
bijmengen van glycol zijn de opvo-
ergegevens van de pomp, overeen-
komstig
de
afhankelijk van de procentuele
mengverhouding
Gebruik alleen merkartikelen met
corrosiebeschermende
Houd u aan de aanwijzingen van de
producent.
– Bij gebruik van andere vloeistoffen
is goedkeuring door WILO noodza-
kelijk.
10 bar
mini-
-10/+110 °C
maximaal:
+40 °C
hogere
viscositeit,
te
corrigeren.
middelen.
2 Veiligheid
Deze handleiding bevat belangrijke
aanwijzingen die bij de montage en de
in bedrijfname nageleefd moeten wor-
den. Daarom moeten de monteur en
de bevoegde gebruiker deze handlei-
ding beslist lezen voor de montage en
de in bedrijfname.
Men dient niet alleen te letten op de
onder
dit
hoofdstuk
genoemde algemene veiligheidsvoor-
schriften, maar ook op de hierna aan-
gegeven speciale veiligheidssymbo-
len.
Veiligheidssymbolen
De in deze handleiding opgenomen
veiligheidssymbolen, die bij niet-nale-
ving tot gevaar voor personen kunnen
leiden, zijn aangegeven met het alge-
mene gevaarsymbool:
voor elektrische spanning met
Bij veiligheidsvoorschriften, die bij
het niet naleven ervan gevaar oplever-
en voor de pomp/installatie en haar
werking, staat de volgende aandui-
ding:
OBGELET!
NEDERLANDS
"Veiligheid"
en bij gevaar
21